IK BEN ER NIET – Lize Spit

Beste Lize Spit
Het gebeurt niet zo vaak dat ik in een recensie rechtstreeks het woord richt tot de schrijver of schrijfster zèlf. Maar sta mij toe vandaag een uitzondering te maken. Wat zich in mij veroerd heeft bij het lezen van uw kakelverse boek, is me nog niet vaak te beurt gevallen…
Enkele dagen terug kroop ik vol verwachting uw nieuwste werk in. Niet in het minst had ik durven vermoeden dat u me zo zou wegslaan, onthutsen, betoveren met uw verhaal. Ik werd verzwolgen door een (literaire) wereld die ik nog niet kende, een wereld die onder m’n vel is gekropen om daar, meer dan waarschijnlijk, nog heel lang te zullen stationeren.
Tot in het diepste van mezelf heeft dit boek me getroffen. Hoe kan deze ragfijn geconstrueerde vertelling níet onder je kleren kruipen? Hoe kan dit verhaal je níet verscheuren tot je, net als Leo zelf, in piepkleine gruzelementen uiteenvalt? Hoe kunnen Simon en Leo je níet naar de strot grijpen door hun onweerlegbare, maar zo breekbare en gehavende band?
Beste Lize Spit, als dit verhaal zo geruisloos zijn weg naar binnen weet te vinden bij uw lezers, dan is daar maar 1 verklaring voor en die bent u zélf!
Het is meesterlijk hoe u die schrijverspen beheerst. U weet zó nauwgezet en zuiver op de graat datgene te verwoorden waar andere schrijvers massaal rond heen zouden schuifelen.
“Vertrouwen is als een pleister. Eenmaal losgetrokken blijft het nooit meer helemaal kleven.”
Het is virtuoos hoe u de verhaallijnen minutieus in elkaar hebt weten te weven en te puzzelen. Al van meet af aan grijpt u de lezer bij z’n nekvel om hem vervolgens onverbiddelijk in een ijl tempo doorheen de hele vertelling te sleuren. Je krijgt als lezer een verhaal geïnjecteerd dat je voortdurend slingert van hoog naar laag. Van hoop naar wanhoop. Van weerzin naar compassie. En op geen enkel moment, in tegenstelling tot wat sommige recensies ook mogen beweren, is het té veel. (Laat die scalpels en fileermessen ajb waar ze liggen. Dit verhaal heeft ze niet nodig.)
Het is weergaloos hoe u erin slaagt om beelden op te roepen bij de lezer die exact verwoorden wat je misschien al heel vaak hebt aangevoeld, maar waar je de precieze bewoordingen nog niet voor hebt weten te vinden.
“Geluk was net als de zon zo ontworpen dat je er nooit recht in kon kijken.”
En neen, mijn meesterlijke, virtuoze, weergaloze woordkeuze is op geen enkel moment overdreven. Ik onderstreep élk woord met stellige klem.
Dus laat me nu maar naarstig de dagen aftellen naar uw volgende meesterwerk. Ook al zou dat betekenen dat ik de komende 4 jaar dagelijks aan het afvinken moet slaan op mijn literaire aftelkalender. Het maakt me niks uit. Voor schoonheid heb ik engelengeduld.
Tot slot nog even dit… ‘Ik ben er niet.’ Daarmee pakt u na 4 jaar stilzwijgen rijkelijk uit. Wat mij betreft bent u er helemaal, Lize Spit. Meer dan ooit.
Lieve groetjes
Saartje
Lieve Leo (protagonist)
Torenhoog en dan nog net iets hoger. Zo ver reikt mijn bewondering voor jou. Laat mij ajb proberen om je uit te leggen waarom dat zo is…
In de filmschool viel je, jaren geleden, voor de creatieve Simon. Je vond in hem een beste vriend. Een zielsgenoot. Een partner in crime. Pure liefde… Jullie konden lachen om dezelfde dingen. Jullie noemden elkaar Pluis. De tederheid die deze troetelnaam in zich schuilhoudt, is hartverwarmend. Als 2 scheve pilaren die tegen elkaar aanleunen, hielden jullie elkaar recht. Simon en Leo. Leo en Simon. De toekomst lag open. Er werd al stiekem gedroomd over wat zou kunnen komen. Want dat het mooi zou worden, dat kon haast niet anders.
En dan komt Simon op een nacht thuis. Verward. Euforisch. Uitzinnig. Vol verhalen. Vol leven. Bruisend van de ideeën en de plannen. Klaar om met jou een nieuw leven aan te vatten. Hij vertelt je dat hij ontslag nam in het reclamebureau waar hij werkt, Thinking Out Loud. Hij staat te pronken met z’n splinternieuwe tatoeage achter z’n oor. Hij bedwelmt je met zijn nieuwe projecten. Alles zou veranderen. ‘Simon Sproud’ was geboren. Klaar om de wereld te veroveren. Ze zouden allemaal wel eens zien, die pestkoppen van weleer…
Jij ligt in bed, hebt de slaap nog maar net uit je ogen gewreven of je wordt bedolven onder een wervelende Simon-wind. Hij verwart je. Doet je weifelen. Met open mond staar je hem aan. Onbegrip vermengt zich met ongeloof. Je weet niet wat je hiermee moet. Maar toch… toch toon je mededogen.
Je beslist om het rustig aan te pakken. Om de kat uit de boom te kijken. Om stap voor stap te onderzoeken waar deze omwenteling plots vandaan komt. Simon verliest steeds meer grip op zijn leven. Hij glijdt weg in een wereld van zwart of wit. Van alles of niets. Van hoog of laag. Jij probeert zijn laatste strohalm te zijn. “Jij zou zonder nadenken je eigen huid uittrekken en die als een jasje om zijn schouder hangen, mocht hem dat een meer beschermd gevoel geven.” En nog steeds doe je dat met dat metershoge mededogen van je.
Wanneer Simon moeilijk nóg dieper kan wegzakken in het moeras van de bipolaire psyche, ben jij nog altijd de scheve steunpilaar die hem rechtop houdt. Zonder ook maar 1 keer zèlf door de knieën te gaan. Zonder datgene te vergeten wat je ooit zo hard naar hem heeft gedreven. Ook al heeft de mist elke herinnering uit het verleden bedekt en is het tasten in het duister naar wat ooit was…
Jij, lieve Leo, bent Simons zwakste plek. “Zijn zwakste punt is niet zijn mentale gesteldheid. Het is jullie liefde.” Simon, lieve Leo, is jouw teerste punt. Je achillespees. Je dode hoek. Als 1 van beide pilaren zich verwijdert, komt de andere keihard ten val. En dat laat je niet gebeuren. Zelfs niet wanneer de hele wereld het je zou vergeven mocht je dat wèl doen…
Er wordt wel eens gezegd dat geliefden elkaar tegenwoordig te snel loslaten. Dat ze te gauw beslissen om niet meer te vechten voor datgene waarvan ze ooit beweerden te zullen strijden tot de laatste snik. En neen, daarover vel ik geen enkel oordeel. Maar ik kan wél met stellige zekerheid poneren dat deze betuiging in geen geval naar jou verwijst. Jij zet onverbiddelijk door. In welke helft van de zandloper Simon zich ook bevindt. En dat bewonder ik zo. Je bent oeverloos geduldig, oneindig sterk. Je voelt het als je plicht om je steeds “als zijn tegenpool te gedragen, wit te zijn als hij zwart was, zwart als hij wit was, in de hoop hem te corrigeren, met het risico dat jullie nooit meer samen konden vallen, maar jullie je voortdurend tegenover elkaar moesten bevinden, zoals het zwarte en het witte potlood aan weerszijden in de kleurdoos.”
Ik durf alleen maar te vermoeden hoe het jullie beiden vergaan is na de ‘hereniging’. Ik mag hopen op een afloop met rust en aanvaarding aan beide zijden. Hoop is immers… “de lucht die je doorheen de feiten heen klopt om ze iets lichter en draaglijker te maken, zodat je kunt blijven ademen.”
Genegen groet
Saartje
MIJN LIEVE GUNSTELING – MARIEKE LUCAS RIJNEVELD

Als antwoord op de vraag ‘Wat vond je van dit boek, Saartje?’, kan ik je nu al zeggen dat ik me stante pede achter de oren zal krabben. Ik zal wat onwennig draaien en keren op m’n stoel (stel dat ik gezeten ben). Een diepe zucht zal me ontsnappen en ik zal u indringend aankijken. En dan zal ik uw vraag beantwoorden met een wedervraag: ‘Heb je even?’
Maar vooraleer ik van leer trek met m’n relaas over dit boek, schotel ik u eerst de volgende vragen voor:
- Bent u bereid een boek te lezen dat de schoonste der schoonste taal op u laat neerdwarrelen?
- Maar tegelijkertijd ook het lelijkste dat in de verborgenheden van een mens kan huizen naar boven laat komen?
- Bent u tot slot ook bereid een boek te lezen waarin ellelange, eindeloze, grenzeloze zinnen de pagina’s doorklieven?
- 3 keer JA? GO!
Ik geef het grif toe, ik was niet voldoende voorbereid op dit boek. Ik had de cover al een aantal keer zien prijken op menig sociaal media-platform en ik was getriggerd. De kleuren spraken me aan, de titel voelde aan als een warm, zacht dekentje van hemelse dons en de kritieken waren meestal 5-sterrig gekleurd. Meer had ik niet nodig om aan het lezen te slaan. Maar ik had werkelijk geen idee wat me te wachten stond…
Al na enkele hoofdstukken belandde ik in zware dubio. Zou ik dit boek (even) parkeren of ging ik genadeloos door? Nee, mijn twijfel had niets te maken met bijvoorbeeld de lengte van de zinnen. Ja, ze zijn oneindig lang, maar dat stoorde me geen seconde. Integendeel. Het bracht een ritme in het verhaal dat al heel snel ook het mijne werd. Het reeg gedachten aan elkaar in een tempo dat nu eenmaal eigen is aan de manier waarop onze gedachten werken: associatief. We springen van de hak op de tak. We verbinden het ene idee aan het andere, wat ons dan weer leidt naar een nieuw idee. De schrijfstijl bracht dit associatief denken helemaal naar boven bij mij en ik hield ervan. Zo erg. Dus nee, mijn hapering had niets te maken met de lengte van de zinnen. Maar de inhoud… ojee, de inhoud… (ik neem m’n aanloop in een nieuwe alinea).
Ik had het zó moeilijk met de inhoud van het boek. Dit verhaal is zo hard onder mijn vel gekropen. Ik heb, werkelijk waar, zo vaak met gebalde vuisten zitten lezen. Met een getrokken gezicht, met zó veel weerzin en afgrijzen. Ik voelde me vaak zelfs een ongenode en ongehoorde gast in het hoofd van de protagonist. Ik hoorde daar niet te zijn. Ik wilde daar eerlijk gezegd ook het merendeel van de tijd gewoon echt niet zijn. En toch. Toch leest een mens dit boek uit. Omdat het niet anders kan. Omdat het zó rauw is. En gruwelijk. En weerzinwekkend. En prachtig tegelijkertijd…
Hoofdpersonage ‘Kurt’ is een 49-jarige veearts. Hij is gehuwd met Camillia en heeft 2 tienerzonen. Tot hiertoe: alles normaal. Maar al gauw blijkt dat de veearts een wel erg opvallende interesse toont in de 14-jarige dochter van één van de boeren die hij geregeld bezoekt. Het meisje van boerderij ‘De Hulst’ laat hem niet los, bedwelmt hem compleet, neemt zijn gedachten dag en nacht in beslag. Het lukt hem niet meer om haar te bannen uit zijn innerlijke leven. Wat de tol ook is die hij ervoor zal moeten betalen. Wanneer op een bepaald moment in het verhaal het woord ‘magistraten’ valt, weet je hoe laat het is…
Langzaam zoekt hij toenadering tot ‘zijn lieve Gunsteling’. Zijn lievelingsdier. Minne-godje. Lichtgewicht-kameraadje. Zijn Bonnie. (Hij was dan Clyde.) Zijn Julia. (Hij dan Romeo). Schoorvoetend omarmt ze ook dat contact. Zij is blij dat ze graag gezien wordt. Dat ze beluisterd wordt. Bij Kurt kan ze terecht met haar verhaal, met haar eindeloze fantasie, met haar muziek en haar poëzie. Hij beantwoordt haar vragen, bedenkingen en hersenspinsels en duikt samen met haar haar puberale wereld in.
Het 14-jarige meisje is een gehavend vogeltje. Je kan het niet anders stellen. Stap voor stap kom je te weten dat ze een bijzonder zware rugzak met zich meedraagt. De ‘verlatene’ en de ‘verlorene’ komen niet meer terug. Ze leeft door met haar vader en haar broer die weinig affiniteit hebben met het puberende meisje. Dat alles maakt haar zó kwetsbaar. Ze is bang om nogmaals iemand te verliezen en plooit zich volledig naar de verlangens van haar omgeving. Op die manier kan ze vasthouden in plaats van te moeten loslaten.
“Kurt, het gaat er vaak niet om wie je bent, maar wie zij willen dát je bent.”
‘Kurt’ grijpt die kwetsbaarheid en dat weke vertrouwen met beide handen aan om haar te bewerken. Subtiel. Hij zet haar oeverloze fantasie helemaal naar zijn hand tot ze op het punt komt dat ze zich volledig ontvouwt aan de man. Ze deelt haar diepste geheimen met hem, over het feit dat zo graag ook een ‘gewei’ wil hebben. Net zoals alle andere jongens. Haar fixatie op het mannelijk geslachtsorgaan wendt Kurt aan om steeds verder en verder tot haar door te dringen. Hij houdt haar leugens voor om haar mee te nemen in zijn eigen begeertes. Ze beseft niet dat wat Kurt met haar doet, niet normaal is. Allesbehalve.
“Ik kroop langzaam onder je huid, als leverbot in een rund. Ik kon er niets mooiers van maken. Ik was een parasiet.”
Wanneer haar broer haar dagboek leest en allerlei ‘aandenkens’ terugvindt onder haar bed, begint het doek genadeloos te vallen. Kurt klampt zich vast aan het meisje tot wanneer elke bedrading tussen hen definitief wordt doorgeknipt door de buitenwereld.
We lezen het verhaal door de ogen van veearts Kurt. Hij probeert zijn gedachten en gedragingen met de regelmaat van de klok te rechtvaardigen, maar toch zet hij zijn perverse daden door. Wat hij doet, wat hij denkt, wat hij voelt, is gruwelijk. Maar wat hij als kind zelf meemaakte, is dat evenzeer. Kurt is zelf een even gehavende vogel als het meisje. Hij werd als puber met de regelmaat van de klok misbruikt door zijn eigen moeder. Ze dwong hem tot de meest perverse daden. Om dan te strooien met ‘goedmaakpannekoeken’. De puberteit heeft ‘Kurt’ nooit mogen beleven zoals de meeste andere pubers dat hopelijk wel kunnen.
“Bij jou kwam de 14-jarige die ik destijds was omhoog, hij werkte zich driftig tussen mijn botten door en wilde gezien worden, het voelde alsof ik opnieuw in de puberteit kwam, ik wilde samen met jou alles ontdekken, ik wilde je niet beschadingen, mijn mooie Putto, ik had gewoon geen vat meer op mijn eigen begeerten…”
Ik heb zelden een boek gelezen dat zo bol staat van de prachtige zinsneden. Ik las op de achterflap het woord ‘meanderende taal’. Ik kan het eigenlijk niet beter verwoorden, want zo voelt het helemaal aan. Je kringelt en slingert doorheen de monoloog van het hoofdpersonage. De taal van Marieke Lucas Rijneveld heeft me veroverd en verleid. Op sommige verwoordingen werd ik instant verliefd. Lees, Lees, Lees!
“en dan was er nog de vader van een klasgenootje met een autobedrijf die zich op een dag in de achtertuin met een revolver door de kop schoot… je rekende hem bij je verlies omdat hij altijd vriendelijk naar je glimlachte en zwaaide en nooit liet merken dat hij moeite had met de startkabels van de existentie…”
“Ik zou genoeg hebben aan mijn lievelingsboek, aan jou, want jij verrijkte mijn leven, bij jou legde ik een ezelsoor in iedere pagina, bij jou koesterde ik zowel de zetspiegel als de witregels…”
Prachtig en gruwelijk tegelijkertijd. Dát zou uiteindelijk mijn antwoord zijn op de vraag: “Saartje, wat vond je van dit verhaal?” Prachtig om de taal, gruwelijk om het verhaal. Gruwelijk prachtig dus. Zwier het op je lijst. En laat me weten wat je ervan vindt.
ps: Ik ben gek op alle verwijzingen naar muziek en poëzie in dit boek! Het zijn er mas-sa’s! En er is een Spotify-lijst van de muziek opgesteld door uitgeverij Atlas/Contact. Ga dat beluisteren!
HALLO NU – JENNY VALENTINE

Ola Pola. De magische woorden na het dichtklappen van dit boek. Ola Pola. In de zin van: “Pfieuw, wat was dit?!” En weet je wat, ik ben er eigenlijk nog niet helemaal uit. Want wat wás dit eigenlijk?! ‘Hallo Nu’ laat me wat verweesd achter, zo vol met vragen. Achteraf bekeken had ik dit boek eigenlijk willen lezen samen met een aantal gelijkgestemden (lees: met jou). En dan zouden we tijdens het lezen al enkele vragen op elkaar kunnen afvuren en misschien al wat onduidelijkheden van de baan vegen. En na het lezen zouden we in elkaars nabijheid helemaal losgehen. We zouden liters thee wegwerken, koekjes en andere gebakjes verorberen (er zouden er massa’s zijn), aan een knetterend haardvuurtje zitten en het zou kei-gezellig zijn. En dan… dan zouden we van wal steken met dé vraag die op ieders lippen brandt: “Seg, wat was dit allemaal?!“
Wanneer ik boeken lees om er nadien een recensie over te schrijven, dan neem ik foto’s van stukjes tekst die me aanstaan, van mooie zinnen, van binnenkomers, omdat ik ze niet mag vergeten. Bij dit boek nam ik voortdurend foto’s. Het stoorde me zelfs een beetje. Maar het kon niet anders. Er was zo veel dat mijn aandacht vroeg.
Maar laat me beginnen bij het begin… Jude (en durf The Beatles niet boven te halen, want dat is ze spuugzat!) verhuist voor de 13e keer in haar jonge leven. Haar mama verloor net haar job (en haar geliefde) en zoekt een betaalbaar appartementje. “Oké, eerstewereldproblemen, maar toch. Wel problemen.”
Dat vinden ze op 5 uur rijden van hun huidige woonplaats. Jude is dat verhuizen meer dan beu. Voor de zoveelste keer moet ze opnieuw beginnen. En in vrienden maken is ze niet bepaald een kei. Jude en haar mama gaan in een appartement wonen in een saai kustdorpje waar, euhm…, nog iemand woont die niet wenst te vertrekken: Henry Lake. Hij is een oude man die vergroeid is met het appartement. Door hem erbij te nemen in het huurcontract, kunnen ze het grote huis voor een prikje huren.
“De vreemdeling zat niet verstopt op zolder of ergens onder de vloerbalken. Hij was geen blinde aankoop. Hij heette Henry Lake, was bij de koop inbegrepen en weigerde te vertrekken. Een vaste huurder, zei mam. Een vlieg in de soep van de huisbaas. Een spaak in het kapitalistische wiel.”
Het ziet er niet naar uit dat Jude daar de tijd van haar leven zal beleven. Maar dan is er plots Novo. De ongelooflijk knappe, aantrekkelijke, maar vooral… magische Novo. Jude ziet hem en is direct geïntrigeerd. Ze volgt hem stiekem tot aan het strand. Onderweg staren mensen Novo aan, hij draagt een gloed rond zich, hij is … anders. Hij is een tijdreiziger.
Jude en Novo vinden elkaar. Tot in het diepste van henzelf. Recht naar de kern, daar verstrengelen ze met elkaar. Jude en Novo verliezen houvast met de wereld en willen elk moment bij elkaar zijn. Ze springen samen van de rotsen, zwemmen in de zee, zitten op het dak van het appartement en praten oeverloos. Maar altijd, samen.
Wanneer Henry Lake en Novo elkaar ontmoeten, gebeurt er iets. Ze kijken elkaar lange tijd aan en het lijkt alsof ze iets in elkaar herkennen. Alsof ze gelijken zijn… Henry vertelt Jude in alle eerlijkheid over Novo. Novo is een tijdreiziger die de liefde heeft gevonden, maar… je kan niet zomaar kiezen voor een tijdreiziger. Dat brengt consequenties met zich mee. Die wetenschap stelt Jude voor een hartverscheurende, onmogelijke keuze: springen of blijven?!
“De breuklijn waarop hij leefde, een vloeibare, veranderlijke plek, zoals de scheidslijn tussen zee en land. Het kwam toen nooit bij me op dat ik die lijn op een dag misschien zelf zou moeten trekken.”
‘Hallo Nu’ zet ik in de boekenkast bij de F van Filosofische boeken. Ik kan er geen ander label op kleven (als dat al zou moeten). Het boek geeft je massa’s breinvoer, doet je terugbladeren om nog eens te herlezen, reikt je onverwachte inzichten aan, stelt je voor een spiegel en knalt prangende vragen op je af… Het is een YA-boek dat niet elke YA met plezier zal doorspitten (ik zou het nooit op een verplichte leeslijst zetten). Ik vermoed dat veel YA hier hun weg zullen in verliezen. Maar degenen die toch beslissen er hun tanden in te zetten, zullen er een vette kluif aan hebben waar ze misschien wel erg blij van zullen worden en nadien nog vaak zullen aan denken. Want er is veel om aan te denken én er is veel om blij van te worden.
De stilistische vaart in dit boek, om maar iets te zeggen. Wauw. Wat een zinnen. Niet van de hapklare soort, maar zinnen waarop je moet kauwen en herkauwen. En sommigen zullen lekker smaken, anderen laten een bitter smaakje na. Maar ze doen iets met je.
“Probeer niet om het te begrijpen. Het leven bestaat uit meer dan weten wat we weten.”
Of.
“Ik werd opgeslokt, stortte in elkaar, meer kan ik er niet over zeggen. Als je door een walvis wordt ingeslikt, kun je er pas over vertellen als hij je uitspuugt, je laat gaan, en jij je herinnert dat je naar boven moet zwemmen en moet proberen het licht te zoeken.“
Of.
“Vragen zijn beter dan antwoorden. Vragen zijn eindeloos. Zoals wij. Een open deur. Allemaal zeeën van mogelijkheden. Antwoorden zijn eindpunten, hé? Een stoplicht. Een afsluiting.”
Ik heb veel metaforen ontwaard in dit verhaal. Misschien ten onrechte, misschien niet. Misschien zocht ik het te ver of op een verkeerde plek, maar dat is dan maar mijn persoonlijke lezersbeleving geweest. Omdat Novo een tijdreiziger is, wordt er veel nadruk gelegd op het Nu, precies daar waar Jude en Novo elkaar kunnen vinden. Leven we te weinig in het Nu? Gebeuren de mooiste dingen in het Nu? Lopen we er te vaak aan voorbij omdat we met ons hoofd in Gisteren of Morgen zitten?
“Hij pakte mijn nu al vergeten en niet eens werkende telefoon uit mijn handen en zei dat in plaats van het te bewaren voor later, ik misschien eens moest proberen om erin te zijn. Hij zei dat elk Nu iets tijdloos had, als ik het maar wilde zien. ‘Je kijkt eroverheen, Jude. Je hebt het de hele tijd gemist.”
Dit is een liefdesverhaal dat plots komt aankloppen en er dan heel stevig met je vandoor gaat. Jude en Noah gaan ‘diep’. Ze pellen platvloerse liefde af en duiken recht naar de kern.
“Ik kan het niet sturen”, zei hij. “Maar we zijn verbonden. Je trekt me naar je toe.”
“Hoe dan?”
“Wil je een wetenschappelijk antwoord?”
“Misschien.”
“We resoneren. Onze cellen spreken dezelfde taal. Op dezelfde frequentie.”
“Ben je wel echt?”
“Je trekt me naar je toe, “zei hij weer. “Dat heet liefde, Jude. Ik zal je altijd vinden.”
OF deze.
“Wat ik voor Novo voel, zat zo in ieders bagageruimte, ieders stoelvak, ieders longen. Ik dacht: we zitten er nu allemaal in. Op een reis naar een leven met achthonderd kilometer per uur op tienduizend meter hoogte. Het is liefde, zei ik tegen mezelf. Godallemlachtig, het is liefde, en wie wil daar nou geen deel van uitmaken?”
Ik heb tijdens het lezen zo veel gedacht, dat het een wirwar van gedachten werd in mijn hoofd. Deze recensie schrijven heeft me geholpen om het boek een plaats te geven. Om wat verloren puzzelstukjes in elkaar te laten glijden.
Ooit ga ik dit boek herlezen. Sowieso. Ik zal lezen met een theetje bij de hand, een koekje en een gebakje, aan een knetterend haardvuurtje. Maar ik lees niet alleen. Jij bent er misschien ook bij. Dat zou leuk zijn. Ik kijk ernaar uit! En bereid je al maar voor op de allereerste vraag die ik sowieso op je afvuur: “Seg, wat was dit allemaal?!”
DE NAAKTE WAARHEID – JOZEFIEN DAELEMANS

Hier en daar wordt er gefluisterd dat het boek ‘De naakte waarheid’ van Jozefien Daelemans verplichte literatuur zou moeten zijn voor élke leerling in het secundair onderwijs. Wel, ik schaar me met overtuiging bij de groep van de fluisteraars. Jozefien Daelemans slaagt erin om met haar verhaal een mokerslag toe te brengen aan de ‘onwetende lezer’. Ja, natuurlijk hoorde je eerder al over ‘te strakke’ schoonheidsidealen in reclame en ook de beweging rond #metoo is je allesbehalve ontgaan. (En maar verdomd goed ook.) Maar er is meer. Dit boek wordt een helse rit langsheen het hobbelend parcours van het vrouwenlichaam. De vrouw helemaal ontkleed. Kom dat zien!
Zie ze daar zitten, mijn Barbie-girl in haar Barbie-world. Met haar perfecte maten, perfecte snoetje en blonde haren wapperend in de wind doet zij het hart van menig Ken-man sneller slaan. Hoe kan het ook anders, zij heeft het helemaal… Hét voorbeeld, zou je kunnen zeggen, van ons huidige schoonheidsideaal. Toen ik enkele jaren terug, op 5 december met mijter en lange baard over de daken liep, propte ik dàt ideaal door mijn eigenste schoorsteen. Presentje voor mijn dochter. Hoera! Zó ziet de wereld eruit, liefje! Alle vrouwen schrijden met zo’n prachtige maten door het leven. (Je mama is een zijsprongetje van de realiteit).Waar zat de Sint in godsnaam met haar gedachten?! Welke schoonheidsnormen splitsen wij, met voorbeelden als Ken en Barbie, onze meisjes en jongens in hun tere maagjes?
Aandacht dáárvoor is wat het boek van Jozefien Daelemans mij écht heeft bijgebracht.
“Ik wil het hebben over hoe vrouwen naar zichzelf en naar andere vrouwen kijken. Dat is namelijk met de blik van een ander en wel een mannelijke blik (= male gaze).”
Sjakka, binnenkomer van jewelste. Dat mannen met een male gaze naar ons, vrouwen, staren, is nogal wiedes. Maar dat wij met diezelfde gaze ook naar onszelf én naar andere vrouwen kijken, vind ik echt onthutsend. Vooral omdat ik gewoonweg wéét dat het klopt wat Daelemans daar schrijft. We zijn vaak zo kritisch voor onszelf én voor onze omgeving. We zijn genadeloos wanneer één of andere vrouwelijke influencer zich voor de Instalens heeft gewrongen met allesbehalve gladde benen. We verzoeken nieuwsankers een andere job te zoeken wanneer ze weigeren zichzelf nog make-up te laten aansmeren. We fronsen onze wenkbrauwen wanneer een vrouwelijke collega met sneakers het eindejaarsfeestje komt binnenwandelen. Maar waarom toch? Hoe ongelooflijk bevrijdend moet het niet zijn wanneer iedereen, man / vrouw / trans / non-binair / …, zichzelf mag uiten zoals het zijn of haar eigen hartje belieft? Zonder bang te zijn voor gevaarlijke sneren uit menig kritische hoek?
We hebben onszelf, door de jaren heen, gevangen genomen in een kooitje. Een kooitje van idealen, van mode-verschijnselen, van meningen, van normen… En in dat kooitje kan het soms verdomd krap zijn. Toch hebben we de sleutel van de kooi helemaal zelf in handen. Bij een eventuele ontsnappingspoging zal het slot wat wringen en weerstand bieden, maar hej, niks is onmogelijk!
Door vanuit wetenschappelijke hoek én vanuit eigen ervaring te onderbouwen waarom bepaalde idealen ooit het levenslicht zagen, zet Daelemans de ideeën daarrond vaak op losse schroeven.
“Alle vrouwen op Rubens’ schilderijen hebben romige buiken en vetrollen in overvloed. Vandaag zouden ze echter gefatshamed worden als ze zo in een lingeriereclame zouden verschijnen. Zo veranderlijk is ons schoonheidsideaal dus. Je hoeft zelfs helemaal niet zo ver terug te gaan in de tijd om dit te beseffen. Twintig jaar geleden verschilde een model in gewicht acht procent met een gemiddelde vrouw; vandaag is dat verschil 23 procent.”
Alles heeft zijn tijd. In de jaren ’90 waren strakke kontjes de hit. Ik moet u niet vertellen dat dat ondertussen, onder invloed van de gezusters Kardashian, wel wat veranderd is. In een vingerknip worden schoonheidsidealen bijgesteld. Wat ooit een moordlijf was, is er nu geen meer. En binnenkort misschien weer wel. Vergankelijk dus. En wij ons maar aftrainen om dat maatje minder in de wacht te slepen… Ooit waren mannen echte Make-up Queens! Denk aan Toetanchamon, Lodewijk XIV… Nu vervullen vrouwen die rol met verve. Wie weet tatoeëren we binnen 50 jaar allemaal sterren op ons aangezicht omdat dat nu eenmaal de mode is. Als je beseft dat het allemaal zo vluchtig is, sleept het je al direct iets minder mee.
Jozefien is duidelijk in haar boek. Het oké is om mooi te willen zijn (duh!), om met gladde benen rond te lopen, om te pronken met je nieuwe hakken, om make-up te dragen als je je daar goed bij voelt. Maar als het een manier blijkt te zijn om bepaalde kantjes van jezelf te verdoezelen omdat de wereld daarop wel eens afkerig zou kunnen reageren, dan moeten we onszelf daar eens behoorlijk over bezinnen.
Ja, onze leerlingen (meisjes én jongens) uit het secundair of hoger onderwijs zouden écht deugd hebben van dit boek. Van mij mag het dus in rechte lijn de leeslijst op. En wat onze kleine koters betreft… laat de Goedheilige op 5 december ajb wat ‘Real Barbie-girls in less plastic worlds’ door de schoorsteen proppen. Klein begonnen…
DE 100 JARIGE MAN DIE UIT HET RAAM KLOM EN VERDWEEN – JONAS JONASSON

Wat ben ik blij dat de Zweed, Allan Karlsson, op de dag van zijn 100-jarige bestaan besliste om uit het raam te klimmen van het bejaardentehuis en niet thuis te geven op zijn eigen verjaardagsfeest. Pretty gewaagd! Maar zooo rock ’n roll! Wat een vent, die Allan! Wat een boek! Hoe hard heb ik genoten van deze roadtrip doorheen de (politieke) hoogtepunten van het voorbije millennium én doorheen het leven van de bijzonder mysterieuze, schalkse en compleet à l’aise, Allan.
“Het is zoals het is, en het wordt zoals het wordt.” (= lijfspreuk Allan)
Allan woont sinds een jaar in een bejaardentehuis. Hij wordt er verzorgd door zuster Alice. Zij verwacht dat Allan zich, net als elke andere bejaarde, plooit naar haar waslijst aan regels. Maar Allan is (hoera, hoezee!) níet als elke andere bejaarde. Hij verwacht andere dingen van het leven. Hij is nog niet klaar om zachtjes uit te doven. En klaar zal hij nooooit geraken in het bejaardentehuis. Hij beslist dus om alles achter te laten (met de nadruk op álles, hij vertrekt zelfs op pantoffels) om te zien waar de wind hem brengt.
“Op weg naar het hotel was commissaris Aronsson gestopt bij het bejaardentehuis en daar had hij de bevestiging gekregen dat de gevonden pantoffels van Allen Karlsson waren (zuster Alice had eraan geroken en met een vertrokken gezicht geknikt).“
En of de wind hem ergens brengt… Al van bij de start van zijn roadtrip neemt Allan een ‘levensbepalende’ keuze. Hij steelt in het busstation de koffer van een jongeman die even ‘naar toilet moet’ en de stokoude, fatsoenlijk uitziende Allan de rol van ‘toezichter op de koffer’ toevertrouwt. Auwtch! Mispoes! Allan gaat er zonder schroom en schaamte met de koffer vandoor. Dat de koffer bomvol Zweedse kronen zit, weet Allan zelfs niet. Dat ontdekt hij pas later. Leuke meevaller voor de oude man en zijn toekomstig gevolg… Allan ontmoet op zijn roadtrip doorheen Zweden een handvol mensen én een olifant (!) die, net als hij, zin hebben in een leven in zijn puurste vorm. Een leven getooid in vriendschap en liefde. Dat de politie hen op de hielen zit omdat er onderweg al wel eens slachtoffers durven te vallen (je weet wel, die koffer vol Zweedse kronen was wel van íemand…), maakt het de groep niet bepaald gemakkelijk om de rust en de kalmte te vinden waarnaar ze verlangen, maar zeker niet onmogelijk. Er is immers geen enkele situatie zó moeilijk, dat ze niet te counteren valt door de extreem welbespraakte en gewiekste, Allan Karlsson!
Parallel met het verhaal van de 100-jarige Allan die ontsnapt uit het bejaardentehuis, loopt het volledige levensverhaal van Allan, van opgroeiende man tot volwassen en bejaarde knaap. Een verhaal dat je meeneemt doorheen de perikelen en de hoogtepunten van de 20ste eeuw. Op alle plaatsen van betekenis, waar ook ter wereld, was Allan aanwezig. Meestal in zijn hoedanigheid van explosie-expert, maar evenzeer werd hij ingezet als spion, als raadsman, als soldaat… Voor niets deinsde hij terug. Op de koffie met Truman, liedjes zingen met kameraad Stalin, dineren met De Gaulle of Churchill… Het maakte op de man weinig tot geen indruk. Altijd bleef Allan zijn à l’aise én extreem welbespraakte zelve. Heeee-eerlijk!
Dit is een bijzonder onderhoudend en creatief verhaal. Ik heb zó vaak zó hard gelachen met de uitwerking van de personages. Wat een allegaartje bij elkaar. En allemaal hadden ze hun ‘ding’. Schoonheid deed niks anders dan vloeken, de Olifant heette Sonja en vervoegde het gezelschap óveral naartoe, Benny studeerde tot zijn 50ste en behaalde massa’s diploma’s net niet. Herbert Einstien was, om het zacht uit te drukken, niet bepaald begiftigd met de intelligentie van zijn broer.
“Ik ben trots op je, Herbert! Dat jij van alle mensen rijles bent gaan geven! Met dat links rijden hier…” “Links rijden?” vroeg Herbert. “Rijden ze links in Indonesië?”
Maar van alle personages spant Allan natuurlijk de kroon met zijn onverschrokken, koene houding en het feit dat hij bij-zonder goed gesneden was van de tongriem.
De dialogen en de, bij momenten, totale absurditeit van de situaties waarin Allan en zijn gevolg telkenmale verkeerden, waren hilarisch.
“In het jaar waarin Julius 25 werd, stierf zijn moeder aan kanker, waar hij verdriet van had, en vlak daarna verdween zijn vader in het moeras toen hij probeerde een vaars te redden. Julius had ook verdriet van die gebeurtenis, want hij was gehecht geweest aan de vaars.”
Ik zei het enkele recensies eerder al… humor en boeken, het is gevaarlijk terrein. Óf het is er boenk op of je begint er beter niet aan. Dient het nog gezegd te worden tot welk kamp dit boek voor mij behoort? Tot slot nog 1 laatste tip. Koester hem en wees een gewaarschuwd lezer…
“Sluit alle ramen en deuren wanneer je dit boek leest. Je wil immers niet dat deze man door het raam klimt en ontsnapt. Believe me!”
DAAR WAAR DE RIVIERKREEFTEN ZINGEN – DELIA OWENS

Tijdens een uiterst toevallige passage langs de etalage van een boekenwinkel, sprong deze cover me direct in het oog. Heel mooie kleuren, een aantrekkelijke afbeelding en een titel die de poëtische snaar in mezelf gigantisch deed resoneren. Het boekenpand verlaten zonder dit boek te scoren, was, vaneigens*, geen optie. **
(*Voor de Nederlandse medemens: ‘vaneigens’ is een Vlaamse dialectuitdrukking met de betekenis: ‘dat spreekt voor zich’)
(**In deze inleiding zit een knoert van een leugen. Haalt u hem eruit?!)
Oh, wat heb ik enorm genoten van dit verhaal. Toegegeven, ik heb bij aanvang wat geploeterd in het moeras van woorden en zinnen, maar eenmaal dat ik mijn weg vond tussen de dwergpalmen in het veen, liet het boek me op geen enkel moment meer los! (Middag)pauzes, springuren op school, nachtelijke insomnia-momenten… elk vrij moment werd opgevuld met ‘zingende rivierkreeften’.
Daar waar de rivierkreeften zingen… is daar waar Kya woont. ‘Diep in de wildernis, waar de dieren zich nog als dieren gedragen.’ Kya woont met haar vader, moeder, broers en zussen in een aftandse hut in het moeras van Barkley Cove. Wanneer iedereen van het gezin, één na één, het moeras verlaat, weg uit de klauwen van de agressieve, drankverslaafde vader, blijft Kya totaal geïsoleerd achter in de hut. Eerst nog met haar vader (maar die komt soms weken niet naar huis!), nadien zonder hem. Ze is dan nog maar een kind! Ze staat voor de onmogelijke opdracht om te overleven, helemaal alleen in het moeras. En wonder boven wonder lukt haar dat, gesteund en gestuwd door het enige wat haar nog rest en nooit in de steek laat: de natuur… ‘ De natuur leek de enige steen die niet midden in de rivier onder je voeten wegglipte.’
Het verhaal heeft de kracht om ervoor te zorgen dat je je sowieso gaat hechten aan dat onnoemelijk sterke meisje, Kya. Ze versiert je en betovert je. Je kiest haar kant van het verhaal, op élk moment. Wanneer heel de wereld haar in de steek laat, uitjoelt, kleineert, minacht… ben jij er als lezer om haar te omarmen. Besefte ze maar hoe erg de lezer aan haar gehecht geraakt tijdens het lezen…
Daarnaast voelde ik ook heel veel warmte voor de personages Jumpin’ en Tate. Toen iedereen Kya achterliet, waren zij er, elk op hun manier, om voor haar te zorgen. Kya hunkert enorm naar liefde en nabijheid. Jumpin’, de benzineverkoper, is als een vader voor haar. Weliswaar eentje van op een afstand, maar wél eentje die er staat wanneer het nodig is. En Tate… hij is zo lief en geduldig met ‘ zijn moerasmeisje’. Hij leert haar lezen en schrijven. Hij is zacht en lief voor haar. Ze delen dezelfde interesse voor alles wat leeft en beweegt in het moeras. En hij is opgevoed met waarden die hem tot een betrouwbare man maken. Lees maar eens ‘de definitie van een man’ volgens de vader van Tate: “Iemand die huilt zonder schaamte, poëzie leest met zijn hart, opera in zijn ziel voelt en doet wat nodig is om een vrouw te beschermen.” (WAUWIE! JAMMIE! HOERA!)
Wanneer op een dag het lichaam van Chase Andrews gevonden wordt in het moeras, duurt het niet lang of de beschuldiging valt op ‘het moerasmeisje’, Kya. En dan stuift het verhaal in een hoge versnelling regelrecht op het einde af. 2 verhaallijnen vloeien samen en komen tot stilstand in de modder van het moeras. Wegzinken of niet? Dat is nog maar de vraag. Lees het! En word verrast!
Wat ben ik blij dat ik, geheel door het lot gedreven, voorbij de etalageruit van die boekenwinkel passeerde. En dat mijn oog viel op het verhaal over het moerasmeisje, Kya. Ik ben ontzettend dankbaar dat ik die moedige vechter leerde kennen. En natuurlijk ook haar ‘verwekster’, Delia Owens. Dit is haar debuutroman. Op 70-jarige leeftijd, aub! Ongetwijfeld horen we nog veel van deze nieuwbakken schrijfster-biologe. En ik zal dan, opnieuw uiterst toevallig en totaal onvoorzien, aan de etalageruit van een boekenwinkel passeren…
HET VUUR IN MIJ – ERIN STEWART
‘Iedereen heeft littekens. Sommigen zijn alleen makkelijker te zien.’

Gesteld dat ik schrijfster Erin Stewart zou zijn in hoogsteigen persoon… dan zou ik bovenstaande quote ook zónder pardon op de cover zwieren. Zelfs zonder dit boek te lezen, is dit een inzicht waar je met gemak een avond lang een boompje over kan opzetten. Schoon. Diep. En Oh. Zo. Waar.
Dat iedereen van ons littekens heeft, hoeft geen betoog. Niemand ontsnapt eraan. (Newsflash!) Maar de graad waarin we bereid zijn ze te delen met de wereld, is voor elk van ons anders. Gelukkig genoeg hebben de meesten van ons de keuze om littekens verborgen te houden voor wie ze niet hoort te zien.
Maar…
Wat als…
je de littekens op geen enkele manier kan verbergen omdat ze nu eenmaal he-le-maal aan de oppervlakte liggen? Dát is wat het hoofdpersonage, Ava, doormaakt. Het vuur verwoestte haar hele leven. Vader, moeder en beste vriendin Sara bleven in de brand, Ava overleefde als enige. Zware brandwonden markeren haar héle lichaam. De Ava van voordien is onherkenbaar. Zowel vanbinnen als vanbuiten. Een leven als dit, eentje waarin ze van kop tot teen gebrandmerkt is en waarin ze moet zien te overleven zonder wie haar zó dierbaar is, is voor Ava een ware hel. Tot ze Piper ontmoet…
Piper en Ava zijn lotgenoten. Alle twee zoeken ze keihard naar een manier om met hun demonen om te gaan. En dat is met ontzettend veel vallen en opstaan. Ze zijn elkaars grootste supporter en grootste hulp. Maar tegelijk zijn ze elkaars spiegel en spiegels kunnen soms een bijzonder confronterend kantje hebben…
Ik heb nooit eerder een verhaal gelezen over een ‘brandoverlever’ (‘zeg nooit ‘brandslachtoffer’, want ze overlééfden de brand!’). Nooit eerder keek ik door de ogen van iemand die, als gevolg van een huisbrand, compleet gehavend door het leven moet. Ik vond dat énorm beklijvend. Het moet verschrikkelijk zijn om als tiener de middelbare school (bij uitbreiding je hele leven) door te moeten ploeteren met een uiterlijk waar iedereen met open mond, afkeer en zelfs weerzin naar kijkt. En mensen zijn zó verdomd hard. Ze steken hun huivering niet weg. En dat ziet Ava ook. Bik-kel-hard.
En wij maar zaniken en zeuren over de kleinste futiliteit. Te dik, te dun, te breed, te lang… Als je de harde realiteit leest waarmee Ava dagelijks moet omgaan, dan weet je niet waar kruipen van schaamte.
‘Ik weiger me uit te kleden in een kleedkamer vol tienermeisjes van wie de grote problemen van hun lichaamsbeeld niet verder gaan dan de grootte van hun borsten en de putjes in hun bovenbenen.’
Stewart heeft een hoofdpersonage neergezet waar je in gelooft. De schrijfster schuwt de harde realiteit op geen enkel moment. Van de verhalen over het brandwondencentrum kreeg ik het koud zweet. Maar áltijd is er ook die sprankel hoop. En vooral, die humor. Het sarcasme van Piper, de kwinkslagen van Asad, de droge humor van Ava… ‘Als je nog een keer probeert dood te gaan, maak ik je van kant.’ Een zelfmoordpoging, een loodzwaar thema, wordt hier met een kwinkslag gecounterd. De boodschap komt binnen. Maar de hoop evenzeer. Wat een moedige tiener, die Ava! Wat een inspi… (een woord dat je niet mag afmaken van Ava, dus doen we dat ook niet!)
‘Moed is doodsbang zijn, maar toch in het zadel springen.’
Wanneer YA-boeken mooie boodschappen meegeven, dan word ik daar altijd heel blij van. Je kan en mag jongeren de harde realiteit niet ontzeggen, maar hou hen alsjeblieft steeds voor dat er áltijd hoop is. Dat ze zichzelf en hun situatie altijd kunnen overstijgen. Als een echte feniks. En dat is precies wat Stewart hier doet.
‘Mensen veranderen ons. Alsof we biljartballen zijn die over een tafel kaatsen. Sommige ballen bewegen willekeurig, maar anderen vinden een patroon in de chaos en veranderen onze baan als ze ons raken. En jij, Ava Lee, bent een dikke vette 8-bal. Je bent tegen mij aangeknald en tegen de school. Je bent inspi…’
Bedankt, Ava, om mij met de neus op de feiten te duwen. Om mij wakker te schudden. Om mij schaamte te laten voelen wanneer ik geneigd ben mezelf neer te halen voor een futiliteit. Je bent ongelooflijk inspi… Enfin, je weet wel…
DE ACHTBAANTESTER – NANCY OLTHOFF

Op eigen initiatief zou ik dit boek nooit uit de rekken gehaald hebben. De reden is simpel: ik heb een hekel aan pretparken. Die kleffe drukte, de uitzichtloze wachtrijen, een wansmakelijke ratjetoe aan geluiden, te groot uitgevallen tekenfilmfiguren die zich aan je vastklampen, een allegaartje aan geuren die ik liever niet wens te inhaleren… (Oké, ik stop! We houden het prettig!). Dat lijkt misschien maar een banale reden om niet voor een verhaal te kiezen, maar een mens moet zich érgens op baseren bij een blind date met een boek. In dit geval kreeg ik een instant pretpark-gevoel bij de aanblik van de cover en dat is bij mij een no-go van jewelste…
Maar…. Mijn pretpark-aversie bleek niet opgewassen tegen de verwoestende kracht van de sociale media. Ik zag de cover meermaals passeren op mijn smartphonescherm. Meer dan eens werd er met enthousiasme geschreven over het verhaal. Ik werd nieuwsgierig: de cover werd ‘gescreenshot’ en in de ellenlange lijst met ‘te lezen boeken’ geplaatst. Niet lang daarna vloog het boek over de toonbank recht mijn winkeltas in. Pretpark op of af, ik zou aan het lezen slaan. Mijn verlangen naar een goed boek is immers veel groter dan mijn afkeer van een pretpark.
Naar verluidt is schrijfster Nancy Olthoff aan haar debuut toe met deze roman. Ik kan u stellig meedelen dat ik deze schrijfster zal blijven volgen. Want wat heb ik genoten van dit verhaal!!
Herman van Dusselen is 32 jaar en een gepassioneerd knikkeraar (als dat al een woord is…). Als kind verloor hij zijn beide ouders op zeer tragische wijze… Herinneringen aan vroeger duwt hij ver van zich af. Maar ongewild dringen ze zich toch aan hem op: ‘Singer (naaimachine). Mama. Dood. Die voortdurende associaties brengen hem telkens daar waar hij liever niet wil zijn: bij de dood. Wanneer hij op een dag Jeanette de Suikerspinnenverkoopster ontmoet in het pretpark Wonderland, lijkt dat een welgekomen aanzet te zijn om langzaam uit te breken uit zijn eigen wereld. “Hij is ingezwachteld als een mummie door het leven gegaan.” Jeanette dwingt Herman (onbewust) om uit zijn veilige wereld te stappen. Zal hij vasthouden of zal hij tóch loslaten?
Olthoff zet Herman van Dusselen op een bijzonder geloofwaardige manier neer. Ik geloofde het personage he-le-maal. Wanneer je Herman ontmoet bij aanvang van het verhaal, moet je wennen. Hij is ‘bijzonder’. Sommigen noemen hem zelfs ‘een beetje anders’. Maar als je hem leert kennen, kan je gewoon niet anders dan de man omarmen. En met hem meevoelen. Hem begrijpen. En hopen, samen met hem, dat het allemaal eindelijk eens beter wordt.
‘Leven volgens de regels, perfectie nastreven, niet te veel doormalen over gevoelens, uitkijken, voorzichtig zijn, doordoen, volhouden’. Als zoon van een militair zijn regels en het strikt opvolgen ervan van kapitaal belang. Al van kindsbeen af krijgt Herman de ene tegelwijsheid na de andere in zijn maag gesplitst.
- ‘Beter een halfuur te vroeg, dan 5 minuten te laat.’
- ‘Wie mikt op een 7, krijgt nooit een 10.’
- Zuinigheid met vlijt bouwt huizen als kastelen.’
- ‘Niet geschoten, altijd mis.’
- ‘Als je doet wat je altijd deed, krijg je wat je altijd kreeg.’
Het kluwen van regels waarin Herman zichzelf bevindt, wekte zó veel medeleven en medelijden bij mij op. De schaamte, de pijn, de gênante situaties… Herman stapelt ze op. Hartverscheurend! Het is in en in triestig om te zien hoe iemand tijdens zijn jeugd zó gekneed, gevormd en getekend kan worden dat van enige ‘normale’ toekomst amper nog sprake kan zijn.
Het feit dat Olthoff erin geslaagd is een heel realistisch beeld neer te zetten van de protagonist, heeft alles te maken met haar bijzonder rake schrijfstijl en haar, bij momenten, poëtische schrijfsels. Ze weet op zo’n krasse manier te verwoorden wat Herman denkt en voelt, dat je soms niet anders kan dan hardop lachen. Hoe intriest dit verhaal ook lijkt, er zit écht humor in. Ik zou tot citeren willen overgaan om dit te illustreren, maar dat zou geen goed idee zijn. Humor uit zijn context halen is zelden een strak plan. Maar lees het gewoon zelf! Je zal het merken!
Ook haar keuze voor het vertelstandpunt was een schot in de roos. Ze koos voor een personele hij-verteller. Dat creëert afstand, en toch nabijheid. Precies wat het personage Herman nodig heeft om geloofwaardig over te komen. Je wil hem begrijpen, maar je kán hem niet begrijpen. Dichtbij en toch veraf.
Proficiat, Mevrouw Olthoff! U en Herman hebben er een grote fan bij! Aan Herman zijn verhaal is hoogstwaarschijnlijk een einde gekomen, maar aan dat van u nog lang niet! Wordt vervolgd… (maar zonder pretparken dan? ;))
IK GEEF JE DE ZON – JANDY NELSON

Dit boek lag al geruime tijd naast de bedstee te schreeuwen om aandacht. ‘Lees mij! Lees mij! Ik zal je niet teleurstellen!’ Maar altijd was er wel een boek dat ‘Ik geef je de zon‘ te snel af was. Om god weet welke reden. Maar de anderen waren sneller.
Tot nu.
Toen we op vakantie vertrokken en ik in extremis nog wat boeken bij elkaar zocht om de vrije tijd (die er niet zou zijn, dat wist ik toen al), mee te doden, griste ik in de vlucht deze ‘aandachtsschreeuwer’ mee. Wie weet zou ik ergens tussendoor wel eens tijd vinden om dan toch eens kennis te maken met dit kleurrijke boek (die kaft, jammie). ’s Avonds laat of bij het krieken van de dag? Of tijdens een bergtochtwandelingpauze misschien? (yeah right).
(Geef mij nu maar van je allerbeste tromgeroffel want….)
Ik ben terug van vakantie en het boek – is – uit! We hadden een erg fijne reis die tot de nok toe gevuld was met allerhande activiteiten, maar tóch slaagde ik erin om het boek uit te lezen. Al na enkele dagen zelfs. Vraag me niet wanneer ik dat deed, maar ik deed het. En dat had maar 1 reden: dit boek is goeoeoed.
Jude en Noah zijn 1. Je kan dat eigenlijk niet anders omschrijven. Ze zijn een tweeling en dus, in theorie, 2 verschillende personen, maar in praktijk kloppen hun harten volledig synchroon. Ze kennen elkaar nog beter dan ze zichzelf kennen. En ze zouden álles voor elkaar doen. Elkaar de zon geven zelfs mocht dat nodig zijn . JudeenNoah = one team! Althans, bij aanvang van het verhaal toch… Wanneer een tragische gebeurtenis hun beider levens compleet overhoop haalt, is er van die eenheid nog weinig te merken. Integendeel, ze gaan elkaar volledig uit de weg. Het hele heelal staat tussen hen in. En dat is even schrikken als lezer want het contrast met eerder is gigantisch groot…
Wanneer je het verhaal begint te lezen, maak je direct kennis met de 13-jarige Noah. Hij heet je meer dan welkom in zijn kleurrijke kunstenaarshoofd. Je verwacht dat de schrijver dit éénzijdige perspectief zal aanhouden tot op het einde van het boek, maar dat blijkt niet zo te zijn. In hoofdstuk 2 neemt de 16-jarige Jude het feilloos van haar broer over. Jude en Noah pingpongen zich op die manier een weg doorheen het verhaal. Dat wisselend vertelperspectief in combinatie met de voortdurende tijdsprongen is verfrissend, het maakt je nieuwsgierig, licht tipjes van sluiers op, maar dekt de tipjes snel ook weer af. Het houdt je neuskrullend in spanning voor het vervolg van het verhaal. En wat doet een mens dan? Blijven verder lezen natuurlijk (ook al zou die mens op dat uur van de dag beter de slaap vatten bijvoorbeeld).
Ik heb zó enorm genoten van de schrijfstijl van Jandy Nelson. Die is ‘ravissant kleurrijk’ te noemen. Zeker wanneer er vanuit het perspectief van Noah wordt verteld. Hij ziet het leven letterlijk in kleuren. ‘De lucht is blauw geworden, azuur, en de zee nog blauwer: diepblauw. De bomen zijn draaikolken van alle supergrave kleuren groen die er op aarde bestaan, en een helder eierdooiergeel valt overal overheen…’. Nog voor hij een kunstwerk op papier uitwerkt, heeft hij het al helemaal in zijn hoofd gecreëerd. Met alle kleuren erop en eraan. Daarnaast schrijft Nelson ook zeer beeldend. Vooral wanneer ze de gedachten van Jude en Noah in taal bevat. En dat geeft enorm veel kleur aan het verhaal. Lees: ‘Man overboord, zegt hij zacht en hij slaat zijn armen helemaal om me heen en we lachen en dan zijn we stil, want wie wist dat het zo zou kunnen voelen om te zoenen, dat het landschap van binnenuit zou veranderen, dat de oceanen zich zouden omkeren, de rivieren de berg op zouden stromen en de regen zou gaan stralen.’ Tjonge, jonge jonge, om duimen en vingers vanaf te likken, vind ik dit. Toch?!
De liefde kronkelt zich werkelijk een weg doorheen het verhaal. In al zijn vormen en facetten. Ouder-kindrelatie. Tweelingliefde. Romantische liefde. Afgewezen liefde. Ontluikende liefde. Maar altijd van de verwoestende soort. Of van de soort die zou kunnen verwoesten maar het vooralsnog niet deed. Dat maakt het lezen heel intens. Heerlijk.
‘Ik geef je de zon’ is een aanrader, Lieve Lezer. Maar leg het boek niet naast de bedstee want hij zal je slaap verwoesten (zeg niet dat ik je niet gewaarschuwd heb).
Tot slot nog een citaatje van niemand minder dan Maestro Picasso himself. Het is een citaat dat in mijn hoofd is blijven zinderen. Ook nu het boek opnieuw in het rek is komen te staan blijft het spoken. Want het is zó juist wat de man ons hier gratis en voor niks meegeeft: ‘Ieder kind is een kunstenaar. Het moeilijke is om er één te blijven als je volwassen wordt.’
LIEG MET MIJ – PHILIPPE BESSON

Katty, een hele lieve vriendin van mij, kwam op bezoek. (Heuglijk feit!) Ze had iets mee voor mij (Maar dat moest toch niet, Katty!). Het bleek een boek. (Innerlijke vreugdekreet!) Ze dacht dat het boek wel iets voor mij zou zijn. Zonder verdere aanwijsbare reden. Gewoon, het leek haar zo. Katty is best wel een échte lezer. Ik had dus alle vertrouwen in deze blind date. Het wekken der nieuwsgierigheid: check!
Omdat ik het bij momenten al eens aandurf om 5 boeken tegelijkertijd te lezen (wat ik u niet zou aanbevelen), besloot ik om deze blind date nog heel even uit te stellen. Ik zou uit pure nieuwsgierigheid de eerste pagina’s wel eens lezen in het voorbij wandelen, maar ik zou me vooral focussen op de andere 5 boeken. En nadien zou ik mijn nieuwe vriend wel leren kennen. ‘Saartje, het moet gezegd, puik plan!’
Maar het draaide anders uit. Van een eerste nieuwsgierige leesbeurt tuimelde ik al gauw in een 2e leesbeurt. En een 3e. Leesbeurt 4 werd uiteindelijk de allerlaatste. Ze begon in de zetel om 19u en eindigde te bed om 00.30. Wegleggen was geen optie meer. Ik zou Philippe (hoofdpersonage én schrijver?) naar het einde van zijn verhaal begeleiden, ook al zou dat betekenen dat ik ferm moest inboeten aan nachtelijke rust.
Het hoofdpersonage, Philippe, schat zichzelf niet al te hoog in. Hij is bijzonder intelligent, maar vindt zichzelf vooral een zeer gewone jongen. Onopvallend voor de rest van de wereld. En zeker voor Thomas, zijn grote geheime liefde. Wanneer op een dag blijkt dat Philippe helemaal niet onzichtbaar was voor Thomas, spettert de verliefdheid en de passie alle kanten op tussen hen. Belangrijk is wel dat alles strikt geheim blijft. Dat is een regel die Thomas heeft vastgelegd en waar niet aan te ontkomen valt. “Thomas Andrieu zegt dat alles geheim moet blijven. Dat niemand het mag weten. Dat dat de voorwaarde is. Graag of niet.” Wanneer de jongens afstuderen, scheiden hun wegen. Ze laten elkaar los. Lijfelijk althans. In gedachten blijven de 2 onlosmakelijk verbonden. De ontluikende verliefdheid tussen Philippe en Thomas is er niet eentje die zomaar te smoren is. De liefde die ze voor elkaar voelen, hakt er bij de jongens zo hard in, dat de rest van hun leven een verwerking zal worden van de berg aan onuitgesproken en ingehouden gevoelens die ze ervoeren tijdens hun korte samenzijn.
Het verhaal is eigenlijk 1 grote flashback en flashforward tegelijkertijd. (Ja, dat kan). “Jaren later zal ik vaak schrijven over het ongrijpbare, over het onvoorspelbare dat gebeurtenissen bepaalt. Ik zal ook schrijven over ontmoetingen die situaties veranderen, over onverwachte samenkomsten die de loop van een bestaan wijzigen … Dat begint daar, in de winter van mijn zeventien jaren.” Voortdurend verwijst Philippe naar de toekomst en licht hij tipjes van de sluier op om ons nieuwsgierig te maken. Maar op hetzelfde momenten springen we met beide voeten aldoor het verleden in. Even wennen, maar voor mijn part een zeer fijne invalshoek.
‘Lieg met mij’ is een verhaal dat je af en toe een mep in het gezicht verkoopt. Het is een liefdesverhaal, zó hartverscheurend, zó beklijvend dat ik de laatste pagina dichtsloeg met de gevleugelde woorden: “Oh, amaai!” 2 mensen die elkaar zó graag zien, maar die op geen enkele manier een weg naar elkaar vinden en het dus zonder elkaar moeten stellen. Hun leven lang. Schrijnend. Echt happy word je niet van dit verhaal. Dat moet ik toegeven. Maar de rijke taal, de plot, de straffe uitwerking van de gevoelens maken dat het leest als een trein en dat je ervan gaat houden. Ook al blijf je achteraf zitten met gevoelens als onbehagen, droefenis, mededogen en weerstand tegen al het onuitgesprokene tussen de mannen…
“Later zal ik over het gemis schrijven. Over het onverdraaglijke beroofd-zijn van de ander. Over de nood die dat beroofd-zijn veroorzaakt; een leegte die toeslaat. Ik zal schrijven over het knagende verdriet, de op de loer liggende gekte. Het zal bijna tegen wil en dank de moedervorm worden van mijn boeken. Soms vraag ik me af of ik ooit wel over iets anders heb geschreven. Alsof ik daar nooit overheen ben gekomen: de onbereikbaar geworden ander. Alsof dat alle ruimte in mijn hoofd vult.”
Bedankt, Katty! Ik heb me weeral eens zalig kunnen wentelen in een mooi en aangrijpend verhaal! Kom gerust nog maar eens op bezoek. Mijn boekenkast staat wagenwijd voor je open! (euhm…mijn deur, bedoel ik…!)
PAUL SIMON, de biografie – ROBERT HILBURN

Ik heb getwijfeld of ik dit boek aan mijn ‘Iklaseens’-lijst zou toevoegen. Want het betreft een biografie. Geen hoogstaande literaire fictie. En dus kan het zijn dat dé mensen mijn keuze voor ‘Paul Simon – de biografie’ hier totaal misplaatst vinden. Dé mensen die Paul Simon niet kennen of geen interesse hebben in de man, gaan aldus ook geen interesse hebben in deze recensie. Nu niet, gisteren niet en waarschijnlijk ook morgen niet. En toegegeven, een mens schrijft recensies opdat ze ook gelezen zouden worden. En wie weet, heel misschien, ergens ooit eens, ook geapprecieerd zouden worden.
Zucht.
Na diep graven in mezelf vond ik eindelijk wat ik nodig had om uit deze impasse te geraken: mijn ‘lefgozer-houding’?! Dit is ze: ‘FOERT’! Het doet er niet toe wat dé mensen vinden. Als ik Paul in mijn clubje wil, dan zorg ik ervoor dat Paul in mijn clubje komt. Hupla! Daar hebben dé mensen niet van terug!
Bon, Paul is dus welkom in mijn lijst. Méér dan zelfs… Ik heb allesbehalve de bedoeling om hier een ellenlange beschouwing neer te schrijven van de schrijfstijl van Robert Hilburn. Ik onderschat de moeilijkheid van het schrijven van een biografie helemaal niet! Het lijkt me potverdorie niet simpel om het leven van zo’n veelzijdig man neer te pennen en te ballen tot een overzichtelijk geheel. Maar een biografie lees ik in de eerste plaats omdat ik de mens wil kennen waarover verhaald wordt. De schrijfstijl is daarbij van secundair belang. Niet onbelangrijk, maar niet cruciaal.
Ik heb het boek uit de rekken gehaald omdat ik een grote bewonderaar ben van de heer Paul Simon. Ik heb de man lange tijd gezien als onlosmakelijk verbonden met ‘Simon and Garfunkel’. Maar niks is minder waar. Tot mijn grote consternatie lagen de 2 mannen meer vijandelijk te rollebollen dan wat anders (bij manier van spreken, hè). Paul Simon was dus vooral alléén aan zet tijdens zijn carrière. Zonder Artie. Slechts enkele jaren werkten Paul en Artie vlot samen. Toegegeven, het resultaat van die samenwerking is wel kippenvel-opwekkend van de bovenste plank. De muziek en de teksten waren van de hand van Paul, de zang stond het gros van de tijd op naam van Arthur Garfunkel.
Toen ze na enkele jaren elk hun eigen weg gingen, nam Paul de zang over. Hij is zeker niet de grootste zanger aller tijden, maar hij is voor mij wel een van de grootste songwriters aller tijden. Wat hij neerpent, is bij momenten pure poëzie. Ooit kreeg Bob Dylan de Nobelprijs voor literatuur. Wel, als we dan toch singer-songwriters bedelen met deze prijs (en ik ben daar blij om!), dan mag voor mijn part Simon die eer ooit ook te beurt vallen.
Wat mij vooral van m’n sokken heeft geblazen, is zijn ‘non-stop-modus van creëren’. Het ene album is nog niet af of het volgende piept al om de hoek. Een verhaal, een beeld, een zin … alles grijpt hij aan om inspiratie uit te putten. Ook muzikaal kijkt en luistert hij goed rond zich. Hij haalt zijn muziekinspiratie werkelijk van o-veral ter wereld. Hij verzamelt muzikanten uit alle landen en probeert de neuzen in dezelfde richting te krijgen. Zijn richting, welteverstaan. Want hij weet heel goed wat hij wil. Dat durfde zo nu en dan wel eens verkeerd uit te pakken, (when ego meets ego), maar meestal waren de muzikanten zó vereerd om met zo’n talent te werken, dan ze maar al te graag hun neus zijn kant uit lieten draaien.
Ik ben al sinds mijn kindertijd gretig aan het smikkelen en smullen van liedjes als Bridge over troubled water, Cecilia, Mrs. Robinson, Me and Julio down by the schoolyard, Graceland, You can call me Al, American Tune… De biografie heeft me de achtergrond en het ontstaan van deze (en nog massa’s meer) liedjes bijgebracht. Ik vond het heerlijk om in die verhalen te duiken (én in het hoofd van Simon). Ronduit heerlijk.
Mochten Paul en ik elkaar kennen en met elkaar eens een theetje ofzo gaan drinken, dan zou hij sowieso tegen mij zeggen: “Goed van jou, Saartje, dat ik op je ‘Iklaseens-lijst’ mag staan. Dat betekent veel meer voor mij dan een Grammy in de wacht slepen! (Oké, dat zou hij misschien niet zeggen, maar in mijn hoofd klopt het wel). Trek je zeker niet aan wat dé mensen van je zeggen. Mocht ik dat gedaan hebben, ik zou al 100 keer gestopt zijn, want dé mensen hebben me ontzettend vaak uitgefloten. Doorzetten. Daar draait het om. En geloven in jezelf. En nu, santé! Op ons, Saartje!”
LAM – HANNELORE BEDERT

Tijdens één van mijn beruchte avondlijke scroll-momentjes botste ik op een post van mijn collega (mevrouw Inge voor de kenners) / vriendin / vrouw met gelijkaardige boekensmaak. Ze postte een foto van het boek ‘Lam’ van Hannelore Bedert met daarbij de volgende ‘euforische’ kreet: “Toppertje!”. Ik zeg het zoals het is: “Ik heb niet veel nodig om weke knieën te krijgen van een enthousiaste boekenpost.” 1 dag later en het ‘Lam’ lag hier thuis klaar op tafel om geserveerd te worden. Zo gaat dat bij mij: enthousiasme wordt pijlsnel vertaald in actie!
2 dagen later was het ‘Lam’ al helemaal opgepeuzeld. Ik wist werkelijk van geen ophouden. Hannelore Bedert greep me van bij de start direct bij het nekvel. Dat deed ze in de eerste plaats door de manier waarop ze minutieus haar woorden lijkt uit te kiezen, haar zinnen construeert en beschrijvingen vormgeeft. “Ze wist niet meer wanneer ze precies in slaap gevallen was en het moment had gemist waarop ze hem nog vriendelijk de deur had kunnen wijzen. Dat cruciale moment. Die luttele seconden waarin het voor beide partijen – pijnlijk of niet pijnlijk, maar hoe dan ook – duidelijk wordt dat het gebeuren eenmalig is. Dat ene moment dat kan zorgen voor zo min mogelijk ongemak bij een eventuele volgende ontmoeting.” Treffend. Vloeiend. Raak.
Daarnaast overtuigde ze me ook door de vormgeving en uitwerking van de personages. De krasse beschrijvingen van een afwezige moeder (letterlijk) en een afwezige vader (figuurlijk) kruipen onder je vel. “Het is echt een kunst. Kunnen tonen dat je van iemand houdt, zonder jezelf te verliezen.” En dan het hoofdpersonage zelf, Lucia… Zij werd letterlijk ‘LAM’ gelegd door de gang van het leven. Wanneer verteld wordt hoe zij, als kind van 6 (!), in een stikhete auto wordt achtergelaten door haar mama die nooit meer terugkeert, kreeg ik het koud en warm tegelijk. Echt, ik had het zó benauwd op dat moment. Ik heb zelf een dochtertje van 8 en kon me veel te goed inbeelden hoe zo’n kind in eerste instantie volledig berust in het vertrouwen in een mama die terugkeert, maar stilaan de angst voelt opwellen wanneer het al verschillende keren tot 100 heeft geteld maar nog steeds geen mama in het vizier krijgt. Dat beeld… vreselijk. Ook de beschrijvingen van de pesterijen hebben er zwaar ingehakt. Ik voelde me gewoon kwaad worden. Ik heb zelfs mijn wederhelft uit zijn ‘avondlijk scroll-momentje’ gehaald om te ventileren over ‘pesterijen onder jongeren’ en mijn gevoel van absolute weerzin daaromtrent. Hij gaf mij, natuurlijk, volmondig gelijk. (Zeg nu nog eens dat lezen een nutteloos tijdverdrijf is?!). Lucia krijgt niet de nestwarmte waar elk kind 100% recht op heeft. Ze was, als klein ukje, helemaal op zichzelf aan gewezen. Bedert verwoordt het zó raak: “Mijn vader kon dat niet (= liefde geven). En daarom moest ik weg. Ik denk niet dat je van elkaar kunt houden als je op verschillende snelheden leeft.” De pesterijen, het verdriet, de wanhoop, het onbegrip waarmee Lucia al heel haar leven kampt, worden zo levensecht beschreven. En ik zweer het je: je ondergaat het samen met haar. Willen of niet.
Hannelore Bedert, een zeer begenadigd kleinkunst-zangeres, heeft al ontzettend veel sporen verdiend met haar eigenzinnige kleinkunstige teksten. Maar voor het schrijven van een roman was ze aan haar proefstuk toe. En een debuut is altijd spannend. Het zet de toon voor meer of het fnuikt de toekomst. In dit geval kan ik daar kort in zijn: “Mocht de opvolger al in de rekken liggen, ik ging hem halen.” (want je weet nog, ik zet enthousiasme pijlsnel om in actie!).
Beste Hannelore Bedert, blijf vooral doen wat je zo goed kan: schrijven! Je bent erin geslaagd mijn berucht avondlijk scroll-momentje gedurende 2 dagen volledig LAM te leggen. Waarvoor dank! Om het met de -ogenschijnlijk matig enthousiaste, maar verrukking verhullende- woorden van mijn collega, aka vriendin, aka vrouw met gelijkaardige boekensmaak te zeggen: “Toppertje!” Dit ‘Lam’ smaakt naar meer!
ps; Ik heb Dan Auerbach opnieuw leren kennen door dit boek! Jeuj!
10 MINUTEN EN 38 SECONDEN IN DEZE VREEMDE WERELD – ELIF SHAFAK

Drie jaar geleden was ik de fiere bezitter van een paar bruine, suède laarsjes. (Als u goed kijkt, kan u ze bewonderen op de foto.) Werkelijk uniek in hun soort. Zo van die schoenen die ze met een heel leger van je voeten moeten sleuren wanneer ze versleten zijn omdat je Echt. Niet. Zonder. Wil… Zo’n schoenen dus.
(Tot dusver geen wereldschokkende inleiding en al helemaal niets literatuur-gerelateerd in de aanbieding. En daar wacht u nochtans op. Ik weet het. Laat mij nog even doorgaan, ik kom er wel…)
Op een dag ging ik met die bruine, suède laarsjes op citytrip naar Istanbul. Onze stappenteller sloeg net niet tilt: álle uithoeken van de stad werden verkend. Laarsjes in overdrive. Wat zou u er nu van zeggen als ik u vertel … dat ik met die bruine, suède laarsjes precies op de plaats heb gelopen waar dit boek zich afspeelt?!
Aha, ik heb uw interesse, ik voel het!
Het verhaal speelt zich af in Istanbul, voornamelijk in (jawel) en rond de Bosporus. En exact daar hebben deze laarsjes mij ook gebracht. (Gelukkig genoeg niet in, maar wel rond de Bosporus.) En ik kan u zeggen: zowel mijn laarsjes als ikzelf waren daar bij-zon-der graag. Wat een unieke, adembenemende, bruisende en kleurrijke stad! De plaats waar Azië en Europa elkaar zo mooi verleiden. Zo van… net niet… En toch wel. Zet het op uw Travelbucketlist als dat nog niet het geval was. (Ik wil hier gerust even een pauze laten zodat u de tijd heeft om naar uw Travelbucketlistlijstje te snellen en dat aan te vullen met ‘een onvergetelijke citytrip naar Istanbul’. En schrijf er meteen bij dat het eten daar niet normaal lekker is. En de mensen keivriendelijk. En de architectuur sprookjesachtig mooi. En het water blauw. En het weer fantastisch. En de geuren Zuiders. -> Bon, heb je genoeg tijd gehad?!)
Maar goed, literatuur dus… Het boek ’10 minuten en 38 seconden in deze vreemde wereld’ werd me op sociale media langs verschillende kanalen sterk aangeraden. Een blik op de achterflap overtuigde me helemaal om in dit verhaal te duiken. Daar zijn 2 redenen voor. Eén. Ik citeer: ‘Tequila Leila, zoals haar vrienden en klanten haar noemen, wordt vermoord achtergelaten op een vuilnisbelt in Istanbul.’ Need I say more? Twee: ‘Elif Shafak zet zich in voor de rechten voor minderheden. Vanwege haar boeken werd ze tweemaal aangeklaagd door de Turkse overheid.’ Een vrouw met idealisme, rechtvaardigheidsgevoel en durf. Een vrouw naar mijn hart. Ja, ik zou het boek lezen. Einde discussie.
Tequila Leila wordt vermoord. 10 minuten en 38 seconden lang beslist haar ziel haar lichaam nog niet te verlaten en borrelt de ene na de andere herinnering op in haar gedachten. Ze reist terug naar haar leven als jong meisje in Van, ze verhaalt over haar leven als prostituee, maar bovenal eert ze haar vrienden. Het zijn er 5. Een bont allegaartje van mensen waar ze met hart en ziel van houdt. Haar waterfamilie. Zo noemt ze hen.
Op verrassende wijze geeft Elif Shafak ons inzicht in het leven van het hoofdpersonage. Een aaneenrijging van flashbacks lijmen het verhaal aan elkaar en laten ons stap voor stap kennis maken met Leila, een erg sterke vrouw die haar hele leven lang moet opboksen tegen ongelijkheid en onrechtvaardigheid in haar omgeving. Het jasje van de bijzonder strenge moslimcultuur waarin ze wordt opgevoed, zit haar veel te nauw. Haar moeder wordt gedwongen zich voor te doen als Leila’s tante. Haar oom misbruikt haar sinds haar 6e. Haar broertje, Tarkan, (waar Leila gek op is) wordt geboren met het syndroom van Down en sterft op jonge leeftijd… Leila verlaat haar geboorteplaats Van en reist alleen naar Istanbul in de hoop daar het geluk te vinden. Dat vindt ze in haar waterfamilie en haar grote liefde D/Ali. Maar het leven blijft zwaar weerwerk bieden. Tot wanneer Leila de duimen moet leggen. Definitief.
Het verhaal heeft me naar de keel gegrepen. Heeft me kwaad gemaakt. Me ontroerd. Me doen lachen. En alles door elkaar.
Maar er is meer… Elif Shafak schrijft niet zomaar een verhaal. Ze klaagt aan. De houding van de maatschappij ten aanzien van minderheidsgroepen. Veelal schrijft ze over vrouwen. Vluchtelingen. Sekswerkers. Transgenders. Seksuele uitbuiting. En onze houding (ja, onze!) van afwijzing, uitsluiting, minachting ten aanzien van vele van die groepen. ‘De Begraafplaats der Vergetenen’, waarover sprake in het boek, bestaat écht in Istanbul. En ligt o-ver-vol. Allemaal mensen in de kantlijn voor wie het geluk maar al te vaak een omweg koos… En net hún stem wil de schrijfster vertolken. Het slopen van heilige huisjes gaat ze niet uit de weg. En dat bewonder ik. Enorm.
Met mijn bruine, suède laarsjes liep ik langs de Bosporus. Niet wetende dat ik in de voetsporen liep van duizenden sterke vrouwen die daar het geluk probeerden te grijpen, maar het telkens weer in rook zagen opgaan. ‘Verdriet is als een zwaluw. Op een dag word je wakker en denk je dat het weg is, maar het is alleen maar naar een andere plek getrokken om zich op te warmen. Vroeg of laat komt het terug en nestelt het zich weer in je hart.’
Dat ik blij was dat ik daar in mijn èigen schoenen mocht lopen… Maar dat ik bewondering heb voor zo veel sterke vrouwen, zoals Leila, die daar vóór mij hebben gelopen. En ook nog zullen lopen. Bewondering voor hun kracht. Hun moed om door te bijten. Om zich op te trekken aan de kleine dingen die het de moeite waard maken. En aan grote dingen. Aan hun waterfamilies. ‘Onuitgesproken woorden liepen tussen de vrouwen van deze stad als waslijnen die tussen huizen waren gespannen.’
Tot slot nog 1 quote die bleef nazinderen. Mooi… Oordeel zelf maar:
‘Jamilla, de vrouw die in iemands ziel keek, en pas als ze datgene zag waar ze naar zocht, besloot of ze haar hart zou openen voor diegene. Jamilla, een van de vijf.’
WAT IS LIEFDE, SOCRATES – NORA KREFT

‘Wat is liefde?!’ Potjandorie, wat een binnenkomer! Wie kan hier in godsnaam een sluitend antwoord op formuleren? Een redelijk antwoord zeker wel, zinnig misschien ook, maar sluitend? Hell no!
Het idee van schrijfster Nora Kreft om de grootste filosofen aller tijden samen aan de dis te zetten en hen te laten praten, discussiëren, filosoferen… vind ik geniaal. Socrates, Augustinus, Kant, Kierkegaard, Freud, Scheler, de Beauvoir en Murdoch ontmoeten elkaar over de eeuwen heen om hun filosofisch licht te laten schijnen over hét fenomeen wat ons állemaal het állermeest aanbelangt, raakt, kwetst, ontroert, meesleept, verovert, bedwelmt, …: De liefde. ‘Want zij maakt alles anders.‘ Geweldig toch?!
Ik wil de mensen die in de loop der eeuwen het hoofd hebben gebroken over ‘de liefde’ niet te eten geven. Het zijn er oneindig veel. En maar gissen en missen. Men heeft ook al geprobeerd om de liefde puur wetenschappelijk te benaderen. En toegegeven, daar zijn interessante resultaten uit voortgevloeid. Maar de échte, pure liefde laat zich niet in (chemische) formules gieten. Lees maar wat Iris Murdoch in het boek hierover zegt: “‘Ik hou van jou’ betekent toch niet’ ‘Mijn dopamineniveau stijgt wanneer ik jou zie?’ Het gaat om een boodschap die veel belangrijker is. Ze vertelt het verhaal dat er iets met de spreker is gebeurd: dat zijn leven niet meer zó wordt als voorheen.” Zo schoon. Ik vind het net fantastisch dat de liefde haar ware gelaat niet onthult. Laat ze maar onderwerp blijven van dromen, gissen, fantaseren, filosoferen. Ongetwijfeld maakt dat haar nóg mooier.
Ik ben heel toevallig op dit boek gebotst tijdens een van mijn vele surfmomenten in de zee van het wereldwijde web op zoek naar een boek. Plots passeerde er een kaft met als titel ‘Wat is liefde, Socrates?’ Stante pede werd ik verleid. Had er ipv Socrates Freud in de titel gestaan, ik zou het boek mogelijk links hebben laten liggen. Maar Socrates? How, dat is ‘my all time favorite-Griek’! Ik leerde hem kennen in de lessen geschiedenis en Latijn in het 2e middelbaar bij meneer Hugo (nog één van mijn all time favorite-fenomenen) en ik was direct enorm geïntrigeerd door Socrates’ aanpak om mensen tot wijsheid en inzicht te nopen door het stellen van vragen. En in de liefde was dat, volgens de eerdergenoemde Griek, nét zo. “In elk geval verleid je zo niet tot liefde…Dat kan pas gebeuren in het (filosofische) gesprek. Alleen daarin openbaart zich de schoonheid van de andere. Het lichaam is ten slotte alleen als uitdrukkingsvorm van de geest interessant voor ons. Het pure omhulsel wordt algauw iets flauws.'”
of “We stellen verliefd worden voor als ‘vallen’, dus als iets wat je ervaart en wat je niet zelf in de hand hebt. Zoals gezegd, we worden verliefd op een andere persoon wanneer we bij diens aanblik worden herinnerd aan de eeuwige ideeën.”
of (ik weet van geen ophouden) “We worden verliefd op mooie mensen en wel omdat die ons inspireren. Ze laten ons creatief worden – niet alleen lichamelijk, maar vooral geestelijk. Zo helpen ze ons op weg naar de wijsheid.“
Ik had op voorhand enkele reviews gelezen die lieten uitschijnen dat het boek te moeilijk zou zijn voor een ‘Pur sang filosofische leek’. Nu, in de schuif van de ‘Pur sang filosofische leken’ zou ik mezelf niet direct steken, maar bij de ‘Filosofische Die Hards’ moet je mij ook absoluut niet gaan zoeken. Ik plaats mezelf liever onder de W van ‘Wannabee Filosoof onder de kerktoren’. En deze Wannabee heeft het boek zéker niet ervaren als ‘te moeilijk’. Toegegeven, het is geen boek dat je leest tussen de soep en de aardappelen en het gebeurt dat je even terug moet springen om goed te begrijpen wat er nu precies staat, maar wie bereid is zijn hoofd erbij te houden en wie interesse voelt voor filosofie én liefde, die kan hier zéker mee overweg. Het verhaal wordt trouwens ook geregeld onderbroken voor een toelichting die wat dieper ingaat op een begrip, een fenomeen of een inzicht dat om duiding vraagt. Ook dat helpt de Wannabee of de Pur Sang-leek weer wat verder op weg.
Het boek samenvatten kan je amper. Het beste wat je kan doen, is een aantal mooie quotes filteren uit de gesprekken. Wanneer ik boeken lees, ligt mijn smartphone of notitieboekje altijd wel ergens binnen handbereik. Er zou maar eens een quote of zinsnede moeten passeren die ik niet kan vastleggen. Oh, drama in volle slag! Tijdens het lezen van dit boek had ik m’n handen vol met notities nemen. Ik wil graag nog enkele absolute binnenkomers met jullie delen.
“Kwetsbaarheid is noodzakelijk voor het inzicht in het bijzondere en onvervangbare van de andere, en zodoende ook noodzakelijk voor het specifieke geluk waarmee dit inzicht gepaard gaat. De nabijheid van deze schoonheid is de pijn en de gevaren waard. Zonder liefde zou het allemaal veel erger zijn.” (Simone de Beauvoir en Socrates)
“Hier op aarde behoort niets ons werkelijk toe. Alles ontglipt ons met de tijd, die voortgaat en alles meeneemt. Het betekent dat je het verdriet voelt. Dat wil zeggen, begrijpen dat hij onvervangbaar is, dat er zo’n waarde bestaat. Dit inzicht bevrijdt ons van de melancholie, het maakt alles mooi.” (Max Scheler)
“Liefde maakt kwetsbaar. Maar het geluk dat je ervaart zolang je de geliefde om je heen hebt en met hem je leven mag delen, is dit potentiële verdriet toch waard? Je neemt een risico als je aan de liefde begint, maar er bestaat niets goeds wat helemaal zonder risico is, of wel?!” (Iris Murdoch)
En eindigen doe ik met de allermooiste! En ze is weer van, jawel, mijn Griek (gun mij deze toeëigening). Dat je in elkaar je eigen stem ontdekt, je eigen ziel ontwaart, tot de kern duikt van wat of wie je bent, je elkaar tot antwoorden brengt… Ik zei misschien bij aanvang dat het niet mogelijk is om een sluitend antwoord te formuleren op de vraag ‘Wat is liefde?’ Wel, Socrates komt met deze uitspraak voor mij persoonlijk bijzonder dicht in de buurt van een ‘sluitende liefdesverklaring’. Zodus: ‘Wat is liefde, Socrates?’ Lees maar…
“Ze leek mij als onvervangbaar te beschouwen… Mijn stem telde voor haar. Ik geloof dat ik op die manier in haar aanwezigheid heb geleerd mijn eigen stem te respecteren – naar antwoorden in mijn ziel te zoeken en in ernst na te denken.’
Socrates, mijn held.
DE GEHEIME TUIN – VERTALING: IMME DROS

Beste lezer. Mag ik u voorstellen aan Huub, onze stenen tuinkabouter? Ofwel vind je Huub maar niks en werp je nu een misprijzende blik op deze foto. Ofwel omarm je Huub en stap je mee in de wereld van magie en fantasie. Kies je voor optie 1? Geen probleem, even goede vrienden! Als je kiest voor optie 2, lees dan zeker verder! Je bent aan het juiste adres!
Toen ik op Instagram enkele tijd terug een post las waarin Bart Moeyaert het boek ‘De Geheime Tuin’ aanprees, stonden mijn ‘leesantennes’ meteen op scherp. Het boek werd in verschillende recensies ook in 1 adem genoemd met het boek ‘Lampje’: ‘Als je van Lampje hebt gehouden, dan zal ‘De geheime tuin’ zeker ook bekoren.’ En of ik van Lampje heb gehouden… Ik was dus razend benieuwd.
En jawel, hoor, ik héb genoten van dit verhaal. Heel erg zelfs… Maar voor ik daarover ga uitweiden, wil ik u eerst wijzen op een ‘leesfout’ die ik gemaakt heb. En ik wil verhinderen dat u dezelfde fout maakt. Hier komt mijn grote schuldbelijdenis: ‘Ik heb dit boek veel te snel gelezen na ‘Lampje’. Ja, u leest het goed. Dat is een grove fout… Ik zat na Lampje in een soort van ‘LDVD-periode’. Ik heb dat vaak wanneer ik een écht goed boek uit heb. Ik voel dan een leegte, ik voel puur gemis. Om dat gevoel wat te tackelen, heb ik gekozen om te starten in ‘De Geheime tuin’. Ik heb met andere woorden gekozen voor de optie ‘rebound’ (betekenis: heel snel na het beëindigen van een vorige relatie, een nieuwe relatie aangaan om een leemte opgevuld te krijgen. Zelden een strak plan, laat het een les zijn…). De 2 boeken zitten effectief heel erg in elkaars vaarwater. Het verhaal van Lampje interfereerde in mijn hoofd te veel met dit verhaal. En daardoor heeft dit verhaal niet 100% de kans gekregen die het absoluut verdiende. Het hoofdpersonage, Mary, was al van bij aanvang niet direct het personage waar ik voor viel. Het was een nors kind, arrogant, een moeial, immer chagrijnig. Geen liefde voor Mary! Geen liefde voor het boek. Wel liefde voor Lampje. Zucht.
Maar… het is hélemaal goed gekomen tussen het verhaal en mezelf. Mary bloeit zó mooi open in het boek. Prachtig om zien. Op een dag stuit Mary op een Geheime Tuin. Er wordt haar meermaals op het hart gedrukt dat ze geen voet in die tuin mag zetten. In het landhuis waar Mary sinds kort woont, hoort ze geregeld iemand heel erg huilen. Als ze de personeelsleden in het landhuis daarover bevraagt, reageren ze allemaal erg geheimzinnig. Alsof ze het zich allemaal maar verbeeldt. Ze besluit op onderzoek uit te gaan en de waarschuwingen keihard te negeren. De ontdekking van de tuin, haar vriendschap met het meest positieve personage uit heel het boek, Dickon, én het ontraadselen van de mens achter dat gehuil zorgen ervoor dat Mary in een heel nieuwe wereld terecht komt. De wereld van De Geheime Tuin. Haar norse masker valt af en een vrolijk, spontaan, levenslustig kind neemt de plaats in van het ‘juffrouwtje Mary ‘tDeugtalweerniet’ van voorheen. In haar enthousiasme slaagt ze er zelfs in om het meest onvermurwbare, arrogante personage van allemaal te ontdooien, Colin.
De gelaagdheid was ook in dít boek zo mooi. De levenslessen die om je oren worden geslingerd, zijn zo waardevol. ‘Ik zei al dat je het kon als je ophield bang te zijn dat je het niet kon.’ En met deze quote is voor mij meteen de grootste les uit dit verhaal samengevat, namelijk; het feit dat je in het leven je eigen grootste ‘saboteur van geluk’ kan zijn. Als je niet gelooft dat je het kan, als je voortdurend op je eigen rem gaat staan, als je bang bent voor je eigen ‘licht’, dan lukt het niet. Dan kom je (letterlijk en figuurlijk) niet in beweging. Dan verstar je. Zoals Colin. Alles begint dus met het geloof in jezelf, het geloof in de magie. ‘De magie is in mij, de magie is in ons allemaal!‘
Om af te sluiten, wil ik dit nog even kwijt. Moet je horen! In Central Park in New York staan de 2 beeldjes van de hoofdpersonages uit dit boek: Dickon en Mary. Dat las ik achteraan in het boek. Enkele maanden terug fietste ik rond in Central Park. Maar het regende die dag heel fel. En de wind sneed keihard. En mijn kleren raakten doorweekt. En ik had zo’n kou. En mijn humeur raakte keihard onderkoeld. En in al dat chagrijn heb ik die beeldjes gewoonweg niet ge-zien! En daarvan baal ik nu zó hard! Met andere woorden: ik heb mijn eigen geluk die namiddag keihard gesaboteerd. Ik stond loeihard op mijn eigen rem. Ik heb de magie niet willen zien. Dit boek heeft me keihard bij de lurven gevat. Zonder het te beseffen. Hoe straf is dat?!?
‘Mensen kunnen veel meer dan ze denken wanneer ze verstandig genoeg zijn om bij een nare gedachte de knop om te draaien en aan iets hoopvols te denken. Het is het een of het ander, want: ‘Waar een roos staat, beste vriend, daar kan geen distel staan.’
DE ACHT BERGEN – PAOLO COGNETTI

Bij de aanvang van elk schooljaar krijt ik met veel bravoure een berg aan bord (direct onomwonden uitkomen voor één van je grootste gebreken- de absolute afwezigheid van enig tekentalent- je moet het maar durven). Die berg staat metafoor voor het schooljaar: soms eens een rustige klim, afgewisseld met veel steilere stukken, plateaus om even te genieten van het prachtige uitzicht rondom, kabbelende bergmeertjes waarnaast je even op adem kan komen na een nieuwe steile klim. En uiteindelijk: het bereiken van de top. Hét ultieme genot. Terugkijken en fier zijn op wat geweest is. Of niet fier zijn, maar wel lessen trekken uit de misstappen tijdens het klimmen. Vooruitkijken en blij zijn met wat voor je ligt; de afdaling.
Bergen. Er ís iets met bergen. Ze stemmen tot dromen, tot reflectie, tot bezinning. Ze maken je klein. En soms net heel groot. En dat heeft schrijver Paolo Cognetti zeer goed begrepen…
De aandachtige kijker heeft gezien dat het boek op de foto getooid is met een ketting. De nóg aandachtigere kijker kan er zelfs een woord in ontwaren: ‘wanderlust’, of kort gezegd: de lust om de wereld te ontdekken. Deze ‘Wanderluster’ was al geruime tijd reikhalzend aan het uitkijken naar dit verhaal. De voorflap alleen al deed me watertanden… Maar om de één of andere reden hadden ‘De Acht Bergen’ en ikzelf nog niet officieel kennis gemaakt. De quarantaine heeft daar resoluut verandering in gebracht. Nog meer dan anders snakte ik naar buiten zijn, wandelen, de natuur intrekken… Dat gevoel heeft de stap naar dit boek versneld. Ik móest het lezen, het riep me té luid.
De Acht Bergen heeft me bekoord. En dat heeft veel te maken met de schrijfstijl van Paolo Cognetti. Voor mij laat die stijl zich het makkelijkst omschrijven als ‘dromerig elegant’. Lees even mee: “Hij zei het zo: dat de zomer herinneringen net zo uitwist als ze sneeuw doet smelten, maar dat de gletsjer de sneeuw is van winters uit het verleden, een herinnering aan een winter die niet vergeten wil worden.” Als mijn blik zo’n zin kruist tijdens het lezen, dan krijg ik het warm. Ik lees en herlees tot ik hem helemaal vat en voel. Zo’n taal doet me wegdromen. En dat heeft Paolo verschillende keren voor elkaar gekregen. Ik heb serieus wat ‘afgedroomd’ tijdens het lezen van dit boek, ik kan het u verzekeren. Ik vóelde mij in de bergen. Ik wandelde zij aan zij met Pietro, ik zag de bergmeertjes stilzwijgend slapen onder het alziend oog van de hoge toppen, ik rook de geur van de naaldbomen op de bergflanken…
Toch kan ik er niet rond: ik was niet 100% mee. Luister… Het hoofdpersonage Pietro leerde op vakantie in de bergen Bruno kennen. De jongens werden vrienden. Ze waren allebei verknocht aan de bergen. Maar elk op een andere manier. Pietro vond er de rust niet die hij zocht en ging ook elders in de wereld op zoek naar bergen. Bruno daarentegen was ‘zijn’ berg extreem toegenegen en week voor geen meter van ‘zijn’ alm. Alhoewel de schrijver de band tussen de 2 mannen meermaals en op verschillende manieren benadrukt en beschreven heeft, geloofde ik het niet. Ik worstelde met hun band, alsof die te ‘licht’ uitviel. Ik vóelde het niet. Misschien zijn de relaties in het boek mij gewoon te nuchter. En ben ik dat zelf net niet. Ik weet het niet. Zo jammer.
Eigenlijk is dit boek écht voer voor een leesclub. Het lijkt me superleuk om met een aantal ‘gelijkgestemde’ Lettervreters dit boek uit te spitten. Niet plat te analyseren, dat nooit, maar wel de gelaagdheid erin te bespeuren. En te bespreken. De metafoor rond de berg aan te pakken. En daar op verder te bouwen. Dát allemaal navorsen in groep lijkt me fantastisch om te doen. Ik zou zó benieuwd zijn naar de kijk van mijn mede-leesgenoten op dit boek. Hoe zien zíj de band tussen de vrienden? Wat is de betekenis van De Acht Bergen? En van ‘bergen’ tout court? En hoe zit het in dit verhaal met de emotionele nalatenschap van een vader op zijn zoon? (laat hieronder gerust een woordje na als je daarover iets wil zeggen…)…
Genoten? Ja! Helemáál overtuigd? Dat niet. Maar een aanrader: Jazeker! Nu méér dan ooit! Ik wil graag eindigen met 1 boodschap: ‘Wanderlusters over te lande: Lees ‘De acht bergen’ en geniet! En kom in mijn leesclub. ‘Zodat we elkaar paden kunnen laten zien waar die niet waren.’
LAMPJE – ANNET SCHAAP

(gedachten: “Pis en kots en gal!” Ik ben een vrouw van *tuuut* jaar. Ik heb net een (soort van) sprookje gelezen en ik ben er werkelijk dol op. Balen als een stekker deed ik wanneer het verhaal uit was. Hoe krijg ik dat verkocht aan de lezende mensheid: volwassenen die sprookjes lezen én er op de koop toe nog dol op zijn ook?!)
Oké, ik val direct met de poort in het kasteel: ik vond dit boek betoverend mooi! Lampje! Wat een dapper, lief, koppig meisje is mij dat! Mocht ik haar ooit tegenkomen, ik knuffelde haar plat (voor haar dus misschien beter om mij tegen het lijf te lopen in quarantainetijden…). Ik heb dat kind omarmd als geen ander. Wat er ook gebeurt, ze blijft haar kinderlijke rugje en hoofdje kaarsrecht houden. Hier valt voor velen van ons een les te rapen, mij dunkt.
Sinds de dood van haar moeder, woont Lampje alleen met haar vader, Augustus, in een vuurtoren. Omdat Augustus de dood van zijn vrouw niet kan verwerken, grijpt hij naar de drank en laat hij al het werk in de vuurtoren over aan zijn dochter. Zo moet ze elke avond de lamp in de vuurtoren aansteken. Maar wanneer dat op een keer helemaal foutloopt (de lucifers zijn op!) en een scheepsramp hiervan het gevolg is (in het pikkedonker durft een schip al eens tegen een rots te varen, zeker in een stormachtig weertje…) zijn de gevolgen voor Lampje torenhoog. Ze wordt bij haar vader weggehaald en moet gaan werken in het Zwarte Huis van de Admiraal. In het dorp wordt gefluisterd dat zich in dat huis een gevaarlijk Monster schuilhoudt… (Als ik nu verderga met de korte inhoud, doe ik van ‘spoilerke’ en dat doen we liever niet.)
Lampje is een meisje dat binnen de kortste keren een hele ‘Scheve Schuit’ aan piraten rond haar vinger weet te winden. Ook als lezer is de kans zeer groot dat dit jou te beurt valt. (‘Lezertje, gij zijt gevangen. Rond het vingertje zult gij hangen…’) Lampje slaagt erin om stap voor stap het vertrouwen van het ‘Monster’ (= Vis) te winnen. De identiteit van Vis wordt geleidelijk aan onthuld. Al gauw blijkt dat Lampje en Vis met dezelfde demonen vechten; met ouders die er niet kunnen of niet willen zijn en met een onnoemelijke loyaliteit naar die ouders toe. Lampje en Vis vinden in elkaar de kracht om de strijd aan te binden met alles wat hen afremt om te komen tot wie ze écht zijn.
‘Lampje’ is een verhaal met gelaagdheid. Lees dit als 10-jarige snuiter en je vindt dit wondermooi. Je eet en drinkt van de omschrijvingen, de levendige taal, de personages die tot de verbeelding spreken, het avontuur waarin je helemaal verdrinkt. Lees het verhaal als volwassen vrouw van *tuuut* jaar en je vindt het wondermooi. Door de warmte die het verhaal uitstraalt. Door de taal van de schrijfster. Door de mooie ‘lezenslessen’ die het verhaal rijk is. Door de sjot onder de kont die Annet Schaap subtiel uitdeelt, wanneer je er tenminste voor openstaat. (Ja, ik weet dat de gemiddelde mens niet zomaar openstaat voor een sjot onder zijn kont, maar je weet wat ik bedoel. Work with me here!).
Annet Schaap was op reis in Amerika toen ze plots, tijdens een bootvaart, in de verte een vuurtoren zag opdoemen op een schiereiland, met een klein huisje ernaast. En pats boem, Lampje was geboren. Schaap is met dit verhaal aan haar debuut als schrijfster toe. Niet enkel het tekenpotlood, maar ook de schrijverspen ligt Schaap bijzonder goed in de hand. Haar taal is fantasierijk, speels, gevat, humoristisch en zit vol metaforen.‘Schuld is een rot ei dat heen en weer gegooid wordt. Niemand wil de smurrie over zich heen krijgen’. Dat Schaap met dit verhaal menig prijs in de wacht heeft gesleept, mag allerminst verbazen. Dik verdiend.
(gedachten: “Pis en kots en gal! Net een sprookje gelezen met als boodschap dat we mensen moeten nemen zoals ze zijn, zonder vooroordelen, en dan als inleiding keihard twijfelen om ervoor uit te komen dat je dol was op dit verhaal?! Zucht!)
Afsluiten doen we wederom met een mooie quote. Het wordt voorwaar een fijne gewoonte:
‘Jij bent uit dat hout gesneden. Dat goeie hout.’ zegt Vis. ‘Hout?’ bibbert Lampje. ‘Wat voor hout?’ ‘Heldenhout.’
(Tadaaaa! Ook vandaag valt er een bank vooruit en kus van de juf te verdienen àls je mij kan vertellen waarom bepaalde woorden, tekstdelen met vette druk gesierd werden?!)
STEEDS VERDER WEG – HELENA FOX

Mocht er zoiets bestaan als ‘een verkeersbord voor leesverkeer’ (komaan, ga hier ajb even in mee), dan zou ik er nu eentje afbeelden met als boodschap: ‘Opgelet, kans op zeeziekte!’ En dat meen ik serieus. De kans dat je zeeziek wordt bij het lezen van dit boek is reëel. Misschien zelfs 50%… 2 opties dus: of je drijft mee met het 16-jarig hoofdpersonage Biz op de golven van haar leven (en je komt heelhuids aan), of je wordt zo zeeziek als wat door de sterke deining van de ‘zee’ (en de deining van de schrijfstijl) en drijft bijgevolg ‘steeds verder weg‘ van het verhaal.
Dat is straffe taal. Dat besef ik. Maar ik vermoed dat het voor de meeste lezers wel daarop zal neerkomen. Een verwittigd mens…
Het feit dat ik dit boek opneem in mijn ‘Iklaseens-lijst’ wil zeggen dat ik tot die eerste 50% behoor. Ik deinde mee op de golven, schouder aan schouder met Biz. Alhoewel dat niet altijd eenvoudig was…
Biz verloor haar papa toen ze zeven was. Een trauma dat zich niet zo snel zou laten verwerken. Biz ziet haar papa nog vaak. Ze praat met hem. Ze weet dat dat raar is. Daarom praat ze er met niemand over. Tenzij met jou, de lezer. Je huist in haar hoofd. Je wringt je in al haar bochten en krochten. Je huivert bij de heldere en beeldende beschrijving van haar donkere gedachten. Dat stemt vaak tot verwarring, ontroering, medelijden, medeleven… Maar in al dat leed, kan je onmogelijk ook naast een gevoel van ‘vermaak’. Oh, wat heb ik Biz omarmd (en nog enkele andere personages met haar). Ik had het eerder in mijn recensies al over humor in verhalen. Hoe geloofwaardiger de humor, hoe geloofwaardiger het personage. Biz was zéér geloofwaardig. Ik moest vaak hardop lachen met haar droge gedachtekronkels. Zeker in de eerste helft van het boek, toen ze de donkerte nog wat kon verhullen. Ik zou erg graag naar zo’n fragment verwijzen, maar… Ken je dat gevoel wanneer je iets grappig hebt meegemaakt en dat aan de wereld wil vertellen, maar de wereld dat gevoel gewoon koudweg pareert op zo’n huichelachtig toontje: “Oh, ah, oei, dat is zeker iets waar je bij moest zijn…?’ Ha-te-lijk! Dus neen, geen verwijzing naar zo’n fragment. Lees het gewoon zelf. En voel het zelf. Of voel het niet. Even goede vrienden.
Helena Fox is aan haar debuut toe met dit YA-verhaal. ‘Debuut?’, herhaalde ze gefronst. Hoedje, petje, badmuts en alle andere hoofddeksels af voor de manier waarop zij dit verhaal, en vooral dit hoofdpersonage, heeft neergezet. Ik vond het bij momenten zelfs neigen naar een literaire roman. Wat een (poëtische) schrijfstijl! Van deze schrijfster gaan we nog horen. Zeker weten.
Bovenstaande foto roept mogelijk wel wat vragen bij je op. Eerst denk je sowieso:”Mmm, mooi dekentje! Goede match met de voorflap van het boek. Bravo!” Maar al gauw stel je jezelf, terecht, diepe vragen bij de aanwezigheid van de polaroidcamera op de prent. Ook de talloze verwijzingen in de recensie naar ‘water, de zee, golven’ kunnen wat bevreemdend overkomen. ‘Kus van de juf en een bank vooruit’ als je me binnen afzienbare tijd haarfijn uit de doeken kan doen wat mijn intenties waren met deze foto en met m’n ‘golvende beeldtaal’. Succes!
Tot slot toch nog een kleine kanttekening… Aan dit verhaal moet je best niet beginnen wanneer donkerte, neerslachtigheid, duisternis… jou steeds verder weg gaan drijven. Neem dit boek alleen ter hand als je kan surfen op de golven. En anders laat je deze golf gewoon passeren. Er komen er nog. Zeker weten…
“Onthoud, jij prachtig mens, dat je er heel veel toe doet. Je bent een mirakel van moleculen: oneindig en buitengewoon.“
HET WORDT SPECTACULAIR. BELOOFD. – ZITA THEUNYNCK

Je moet het gedorie maar durven… je boek de titel geven ‘Het wordt spectaculair. Beloofd’.
Wat betreft het hoog leggen der literaire lat, kan dat wel tellen. Ik hoorde schrijfster Zita Theunynck in de podcast ‘Team Boek Toe’ vertellen dat de keuze voor die titel wel wat voeten in de aarde heeft gehad. Haar vader gaf volop tegengas (want wat een idee van zijn dochter om de goegemeente al op voorhand met gekruiste degens richting boek te laten marcheren! -> zijn mijn woorden, niet die van de vader, maar daar kwam zijn idee wel op neer). Maar een vader met ‘tegengas’, was voor Zita alleen een nóg grotere stimulans om toch voor die titel te kiezen.
Of ik het boek ‘spectaculair’ vind, doet eigenlijk niks ter zake. Want wanneer in godsnaam noem je een boek ‘spectaculair’?! Een betere vraag is: heb ik genoten van het boek? Oh ja! Heel erg zelfs. En wel hierom…
Eerst en vooral schuilt er diep vanbinnen best wel een zeemzoete ziel in deze blogster. Verhalen met een zweempje romantiek kan ik af en toe zeker pruimen. Als ze maar niet van de kleffe soort zijn (of ik zou in één of ander tropisch oord onder de volle zon aan een zwembad gelegen moeten zijn). Het mag allemaal wat realistischer, puurder, echter. Hoe dichter een verhaal bij de realiteit staat, hoe beter (voetjes stevig op de grond, zoals het een echte ‘boerenkleindochter’ betaamt). En dat heeft La Theunynck heel goed begrepen. Ze toont een verliefdheid waarbij de roos heel mooi kan geuren, maar ook al eens duchtig durft te prikken. De 2 hoofdpersonages, Anna en Leonard, zijn zo perfect in hun imperfectie. Geen voorgekauwde, gekuntselde, voorspelbare gesprekken tussen hen, maar onwennige, herkenbare, stuntelige dialogen. Akelig geloofwaardig.
En dan… die brieven! Ik krijg het er nog warm van! Bij aanvang van het verhaal krijg je een hele reeks liefdesbrieven te lezen die mooi zijn, aangrijpend, maar nog niet van dat niveau dat ze onder je vel kruipen. Wanneer je de brieven nadien een 2e keer te lezen krijgt, maar dan ingebed in een context, krijgen ze pas hun ware betekenis. Er zitten echte pareltjes tussen. Hoe vaak heb ik niet gedacht: “Stuur deze zeemzoete ziel zo’n liefdesbrief en ze gaat finaal tegen de vlakte.” (vroeger, eh, lang geleden!). Ik heb ervan gesmuld. Ook hier weer is het de alledaagsheid in de taal die het zo mooi maakt. De herkenbaarheid. De schrijfstijl waar een hoekje af is. Anders dan anders.
En dan is er natuurlijk ook nog het verhaal zelf. We kijken dan eens door de ogen van Leonard en dan weer door de kijkers van Anna. Het verhaal neemt bochten die je niet verwacht. Theunynck slaagt erin een spanningsboog aan te houden die niet loslaat tot je de laatste pagina omslaat.
Geen 13-in-een-dozijn-liefdesverhaal. Ook al is Zita Theunynck nog maar aan haar debuut toe, toch heeft ze al een geheel eigen stempel ontwikkeld die naar meer smaakt. Ik wacht alvast vol spectaculaire spanning op dat vervolg. Beloofd.
Gaan we er nog eens uit met een quote? Hier komt ie! ‘Alleen spijt komt te laat. Ik bedoel dat letterlijk zo: enkel en alleen spijt komt écht te laat. Bussen, treinen, je allereerste echte orgasme, mensen, de spaghetti bolognese die je anderhalf uur geleden besteld hebt: het zijn geen van alle dingen waar je een leven lang van wakker ligt. Van spijt wel. Van alle dingen des levens is spijt het enige dat werkelijk té laat kan komen. Verder is te laat komen nooit zo dramatisch als het lijkt.’
MEER GELUKKIG DAN DIT – ADAM SILVERA

Pfjiew. Pittig boek. Ik ben daar liever direct eerlijk in. Dit boek moet je niet lezen wanneer je weinig tijd hebt, wanneer je graag als een razende Roeland door een boek stuift. Kies dan andere lectuur. Genoeg voorradig. En niks mis mee! Maar wanneer je niet vies bent van wat filosoferen, mijmeren, meevoelen, vertragen … dan is dit misschien wel iets voor jou.
Maar eerst even kort door de inhoud heen. Aaron (16jaar) is vergeten hoe het voelt om gelukkig te zijn. Hij wil zijn verleden erg graag resetten. Tabula rasa. Een revolutionaire herseningreep zou misschien wel soelaas kunnen bieden. Wanneer Aaron Thomas ontmoet, verandert alles. Voor het eerst in lange tijd durft hij zichzelf weer open te stellen. Hij durft het verleden in de ogen te kijken. Maar niet voor lang… Demonen uit het verleden steken opnieuw de kop op. Is zijn enige uitweg de ingreep?
Beeld je een ui in. Stel je dan voor dat je die ui pelt. Wat er dan met jou gebeurt, is wat er gebeurt tijdens het lezen van dit boek. Schel per schel ontmantel je het verhaal, ga je meer naar de diepte, naar de kern van het hoofdpersonage. Dat je daar ook af en toe eens een traan bij laat, mag zeker niet verbazen. Het verhaal grijpt je op verschillende momenten naar de keel. Omdat je zó meeleeft. Omdat je meegetrokken wordt in het hoofd van Aaron en het daar niet altijd vrolijk toeven is. Aaron is een sterke jongeman die je bewondert, maar die het zware gewicht op z’n frêle 16-jarige schouders niet meer getild krijgt. En dat komt binnen. Want je wil het zo graag anders zien.
In vorige schrijfsels liet ik al even weten dat ik hou van boeken met gelaagdheid (in het leven tout court, aja) Wel, dit is er weer zo eentje. Als je door het verhaal heenkijkt, dan krijg je een ferme levensles om je oren geslingerd. Kort samengevat: Wees blij met wie je bent, aanvaard jezelf, verander je voor niks of niemand! Upsakee, gratis en voor niks! Waarvoor dank, Meneer Silvera! (Meneer Silvera die overigens zijn eigen levenservaring gebruikte als basis voor dit verhaal)
Afsluiten doe ik al graag eens met een mooie boekenquote. Zin in? Ewel, hier komt ze: ‘Wij kunnen niet altijd zorgen dat ons leven loopt zoals wij dat willen, maar we kunnen wel leren hoe we meer gelukkig dan niet kunnen zijn met de kaarten die we hebben gekregen.” Succes ermee!
EEN LIED DAT ALLEEN IK KAN HOREN – BARRY JONSBERG

Over dit boek valt veel te zeggen. En toch kán ik er niet heel veel over zeggen want… Het is belangrijk dat de plottwist strikt geheim blijft. Het gevoel: “Oooh, deze zag ik niet komen”, wil ik jou immers niet afnemen.
Wat ik wél kan zeggen, is dit…:
Rob (13) is verliefd (van het heftige type, u kent dat wel?!) op het nieuwe meisje van zijn klas. Uitkomen voor zijn gevoelens is geen optie. Hij heeft immers te kampen met zware paniekaanvallen. Dat zou dus gênant kunnen aflopen. Op een dag krijgt hij anonieme berichtjes waarin hij uitgedaagd wordt… En de grootste uitdaging blijkt steeds dezelfde: zichzelf overwinnen. Durft hij de uitdagingen aan en zijn angsten los te laten? Durft hij op zoek te gaan naar zichzelf?
Rob was een fijne vriend tijdens de reis doorheen dit boek. Al heel vroeg in het verhaal, slaagde hij erin mij om z’n vinger te winden (en dat is niet zo eenvoudig, uhu). Dat heeft alles te maken met zijn gevoel voor humor. Soms sarcastisch, dan weer kurkdroog, bergen zelfspot… Hij had me mee! Humor is nochtans áltijd gevaarlijk terrein. Zeker in boeken. De geloofwaardigheid van de personages staat of valt met de geloofwaardigheid van de humor. Vind ik. Ik heb al een aantal must-read boeken naar de eeuwige jachtvelden verwezen omdat ik hét niet voelde. Humorgewijs. Geen doorverwijzing voor dit boek dus. Ik geloofde de karakterzetting van de personages. Uitvergroot, dat zeker, maar op een realistische manier. Een opa-figuur bijvoorbeeld om U tegen te zeggen. Lekker bijdehand. Hoog ‘je m’en fous-gehalte’. Een oude knar met power. Zo hebben we ze graag. Trouwens, dat uitvergroten krijgt op het einde van het boek een bijklank. Misschien moeten de karakters toch wat meer genuanceerd worden dan eerst gedacht…
Dit boek is geschikt voor jongeren tussen 13j en 15j. Zegt men. Ik begrijp dat men dat zegt want het personage zelf is ook 13j. Het verhaal leest zeer vlot weg en de taal is vrij eenvoudig. Toch heb ik, met iets meer jaren op de teller dan de leeftijdscategorie waarover sprake, er ook erg van genoten. Ik ga graag op zoek naar 2e laagjes in verhalen. Ik hou van mooie zinnen en sterke quotes. En zo heb ik er wel enkele gevonden. De titel alleen al… jammie!
Afsluiten doen we in stijl. Ik geef u nog eens de mooie opener van het boek mee: “Liefde heeft niets te maken met uiterlijk, kleding of dure auto’s, maar met een lied dat alleen jij kunt horen.” – Oscar Wilde ♥️
(Ik ging niet veel zeggen. Euhm…)
DE MEESTE MENSEN DEUGEN – RUTGER BREGMAN

Bekentenis nr. 1. Ik zat met een berg aan sceptische gevoelens vóór het lezen van dit boek. Maar echt: level Mount Everest! Want serieus: ‘de meeste mensen deugen’… Ik kon, uit mijn zéér losse pols, meteen tig voorbeelden aanhalen van mensen die, naar mijn bescheiden mening, al wel eens niet durfden te deugen. (Voelt u mijn subtiel eufemisme tot daar?) Grote twijfels, gefronste blikken en bedenkelijke poses waren mijn deel. Bregman zou z’n deugdelijke tenen mogen uitkuisen om deze blogger te overtuigen van ‘zijn nieuwe geschiedenis van de mens’.
Maar ik had links en rechts en boven en onder al meermaals gehoord dat dit een must-read was. En ja, bekentenis nr. 2: van zo veel sociale leesdruk gaat dit Leesbeest finaal door de knieën. Alé, het is te zeggen, de Goedheiligman is bij nacht en ontij op 6 december plotsklaps de schoorsteen komen doorvallen met dit boek in de hand. ’s Ochtends lag het voor me klaar op tafel. (Dat is de versie die ik hier thuis moet aanhouden om niet door de mand te vallen. Jullie weten het nu ook, ik verwacht samenwerking. Maar de meeste mensen deugen, dus dat komt helemaal goed…)
Ik heb het boek aan een ijl tempo opgeslokt. En raar maar waar, stap voor stap slaagde Bregman erin mijn twijfels, gefronste blikken en bedenkelijke poses wat naar de achtergrond te verdringen. Ik werd hoofdstuk per hoofdstuk ontvankelijker voor het idee dat de mens intrinsiek niet van kwade wil is. Integendeel… wanneer je de mens vertrouwen geeft, hem met anderen verbindt, verantwoordelijkheid geeft, dan is de kans groot dat hij dat niet zal beschamen. Een maatschappij die dus gericht is op straffen of wantrouwen, is niet wat de ‘Homo Puppy’ nodig heeft. Geef hem liefde en hij verspreidt liefde. Kort door de bocht, ik weet het, maar daar komt het in grote belijning op neer.
En natuurlijk is dat een ontzettend hoopvol uitgangspunt. Uitgaan van de positieve mens, van het sterke empatisch vermogen van de mens, van zijn wil tot samenwerken, van zijn goeie inborst… dat zint me erg. Bregman heeft bij mij een zaadje geplant dat de voorbije maanden serieus aan het kiemen geweest is. Bekentenis nr. 3: ik heb de wereld sinds het lezen van het boek heel vaak met andere ogen bekeken. Met een bril die positieve stralen zonder filter liet doorschijnen. En dat voelt goed. Echtig waar.
Toch is het zaadje (nog) niet tot een gigantische boom ontsproten. Ik had tijdens het lezen iets te veel het gevoel dat Bregman koste was het kost wilde bewijzen en overtuigen. En hoe meer je het gevoel krijgt dat mensen iets willen bewijzen, hoe meer de argwaan groeit. Zo gaat dat. Had hij me mee? Ja! Kreeg hij me op de knieën voor zijn menslievend gedachtegoed? Ja! Maar ging ik plat op de buik voor hem? Net niet…
Desalniettemin: méér dan de moeite waard om je tanden eens in te zetten. Het boek loopt over van de interessante denkpistes. En je bent lang niet klaar met lezen wanneer je de laatste pagina hebt omgeslagen. Dat is net zo leuk. Geloof me… het zal nog nazinderen. Het zal wriemelen, draaien en keren. Sowieso. Of jouw zaadje tot een kiem zal uitgroeien, is nog maar de vraag. Laat het me weten…!
Tot slot nog een allerlaatste bekentenis: Jij, beste lezer, jij deugt. Dàt… weet ik zeker.